c
b
d
c
a
Servicedeksel (met bedradingsschema op de achterkant)
b
Opening voor kabels
c
Aansluiting van voeding (inclusief aarding)
d
Kabelbinder
e
Aansluiting van gebruikersinterface en kabel tussen units
15
Inbedrijfstelling
OPMERKING
Algemene
checklist
instructies voor inbedrijfstelling in dit hoofdstuk, is er een
algemene checklist inbedrijfstelling beschikbaar op het
Daikin Business Portal (authenticatie vereist).
De algemene checklist voor de inbedrijfstelling vormt een
aanvulling op de instructies in dit hoofdstuk en kan worden
gebruikt
als
richtlijn
rapporteringssjabloon
overhandiging aan de gebruiker.
OPMERKING
Laat de unit ALTIJD werken met de thermistoren en/of
druksensoren/-schakelaars. Zo NIET kan de compressor
vuur vatten.
15.1
Controlelijst voor de
inbedrijfstelling
1 Controleer na de installatie van de unit de hierna vermelde
punten.
2 Sluit de unit.
3 Schakel de unit in.
U hebt de volledige instructies voor installatie en gebruik
gelezen,
zoals
beschreven
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen.
FXFQ20~125BVEB
VRV-systeemairconditioner
4P540926-1F – 2023.06
10~15
7
70~90
(mm)
inbedrijfstelling.
Naast
en
als
basis
voor
tijdens
inbedrijfstelling
en
in
de
uitgebreide
Ter plaatse te voorziene bedrading
d
Controleer of de lokale bedrading volgens de in hoofdstuk
"14 Elektrische
e
de bedradingsschema's en de geldende nationale
regelgeving inzake bedrading is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer
voedingspaneel. De spanning MOET overeenstemmen
e
met de spanning op het naamplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
b
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
a
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk
"14 Elektrische
en grootte zijn. Controleer of er geen zekering of
beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Beschadigde apparatuur
de
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
Lokale instellingen
Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn
ingesteld. Zie
de
bij
15.2
Proefdraaien
INFORMATIE
▪ Voer het proefdraaien uit zoals beschreven in de
handleiding van de buitenunit.
▪ Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen
storingscode op de gebruikersinterface of het 7-
segmentendisplay van de buitenunit staat.
▪ Zie de servicehandleiding voor de volledige lijst met
foutcodes en een gedetailleerde uitleg voor het
opsporen en oplossen van elke storing.
OPMERKING
Onderbreek het proefdraaien NIET.
16
Configuratie
16.1
Lokale instelling
Voer de volgende lokale instellingen uit in overeenstemming met de
echte installatie en met de behoeften van de gebruiker:
▪ Plafondhoogte
▪ Design sierpaneel (indien van toepassing)
▪ Luchtuitblaasrichting
▪ Luchtvolume bij uitgeschakelde thermostaatregeling
▪ Tijd om filter te reinigen
15 Inbedrijfstelling
installatie" [ 4 17] beschreven instructies,
de
voedingsspanning
op
installatie" [ 4 17] vermelde type
componenten
in
de
instelling" [ 4 19].
"16.1 Lokale
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
het
lokale
elektrische
19