Inhoudsopgave
Advertenties
Nederlands
a
► Leid de begrenzingsdraad (1) ten minste
37 cm (lengte: 1x iMOW
bij de grondplaat (3) vandaan.
► Leid de begrenzingsdraad (1) met een afstand
van ten minste a = 2 m achter de grondplaat
(3) langs.
► Leid de begrenzingsdraad (1) in het midden
achter het dockingstation naar de rand van het
maaivlak.
De juiste afstand tot aan de rand van het
maaivlak moet afhankelijk van het aangren‐
zende gebied worden aangehouden.
► Leg de begrenzingsdraad (1) met de wijzers
van de klok mee om het maaivlak heen,
204
1
3
®
Ruler) aan de zijkant
8.
8 Begrenzingsdraad neerleggen
8
Begrenzingsdraad neerleg‐
gen
8.1
Algemene specificaties
Verloop van begrenzingsdraad en leidraad in het
maaivlak controleren
b
1
a
2
► Waarborg dat het maaivlak langs de begren‐
zingsdraad en de leidraad over de volgende
breedtes vlak en indien mogelijk vrij van
obstakels is:
Begrenzingsdraad (1)
– naar buiten: a = 37 cm (lengte: 1x iMOW
Ruler)
– naar binnen: b = 1,2 m
Leidraad (2)
– rechts in rijrichting naar het dockingstation:
a = 37 cm (lengte: 1x iMOW
– links in rijrichting naar het dockingstation:
c = 1,2 m
Begrenzingsdraad neerleggen
► Leg de begrenzingsdraad vanaf het docking‐
station met de wijzers van de klok mee.
► De begrenzingsdraad mag niet worden
geknikt, doorgeknipt, gespannen of gekruist.
► Waarborg dat de begrenzingsdraad geen lei‐
draad kruist.
► Uitzondering: bij het aanleggen van een
doorgang moet de leidraad de begrenzings‐
draad kruisen.
► Houd een afstand van ten minste 1 m ten
opzichte van begrenzingsdraden van naburige
maairobotsystemen aan.
► Waarborg dat de begrenzingsdraad niet langer
is dan 850 m.
c
®
Ruler)
0458-012-9601-A
®
Advertenties
Inhoudsopgave
