Installeren
4.
Selecteer een volledige of een beperkte AMA. Als
er een sinusfilter is gemonteerd, dient u enkel
een beperkte AMA uit te voeren of het sinusfilter
tijdelijk te verwijderen tijdens de AMA-procedure.
5.
Druk op de [OK]-toets. Op het display verschijnt
'Druk op [Hand on] om te starten'.
6.
Druk op de [Hand on]-toets. Een balkje geeft de
voortgang van de AMA aan.
AMA onderbreken tijdens de procedure
1.
Druk op de [Off]-toets – de frequentieomvormer
komt in de alarmmodus terecht en op het display
wordt aangegeven dat de AMA is beëindigd door
de gebruiker.
AMA voltooid
1.
Het display toont de melding 'Druk op [OK] om
AMA te voltooien'.
2.
Druk op de [OK]-toets om de AMA-procedure te
verlaten.
AMA mislukt
1.
De frequentieomvormer komt terecht in de
alarmmodus. In het hoofdstuk Waarschuwingen en
alarmen wordt een beschrijving van het alarm
gegeven.
2.
'Rapportwaarde' in de [Alarm log] toont de laatste
meting die door de AMA is uitgevoerd voordat
de frequentieomvormer in de alarmmodus
terechtkwam. Aan de hand van dit nummer en
de beschrijving van het alarm kunt u het
probleem oplossen. Vergeet niet om dit nummer
en de alarmbeschrijving te vermelden als u
contact opneemt met Danfoss voor assistentie.
NB
Het mislukken van een AMA wordt vaak veroorzaakt
doordat de gegevens van het motortypeplaatje niet goed
worden overgenomen of omdat er een te groot verschil
bestaat tussen het motorvermogen en het vermogen van
de frequentieomvormer.
Stap 4. Stel de snelheidsbegrenzing en de aan/uitlooptijd
in.
3-02 Minimumreferentie
3-03 Max. referentie
Tabel 3.40 Stel de gewenste begrenzingen voor de snelheid
en de aan- en uitlooptijd in.
4-11 Motorsnelh. lage begr. [RPM] of 4-12 Motorsnelh. lage begr.
[Hz]
4-13 Motorsnelh. hoge begr. [RPM] of 4-14 Motorsnelh. hoge begr.
[Hz]
Tabel 3.41
VLT
®
AutomationDrive FC 300 12-Pulse
Bedieningshandleiding High Power
®
MG34Q210 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
3-41 Ramp 1 aanlooptijd
3-42 Ramp 1 uitlooptijd
Tabel 3.42
3.7 Extra aansluitingen
3.7.1 Mechanische rembesturing
Bij hijs-/dalingtoepassingen moet een elektromechanische
rem kunnen worden bestuurd.
•
De rem wordt bediend met behulp van een
relaisuitgang of een digitale uitgang (klem 27 en
29).
•
De uitgang moet gesloten blijven (spanningsvrij)
gedurende de periode dat de frequentieom-
vormer de motor niet kan 'ondersteunen',
bijvoorbeeld wanneer de belasting te groot is.
•
Selecteer Mech. rembest. [32] in parametergroep
5-4* voor toepassingen met een elektromecha-
nische rem.
•
De rem wordt vrijgegeven als de motorstroom
hoger is dan de ingestelde waarde in 2-20 Stroom
bij vrijgave rem.
•
De rem wordt ingeschakeld wanneer de uitgangs-
frequentie lager is dan de ingestelde waarde in
2-21 Snelheid remactivering [TPM] of 2-22 Snelheid
activering rem [Hz], en alleen als de frequentieom-
vormer een stopcommando uitvoert.
Als de frequentieomvormer zich in de alarmmodus of een
overspanningssituatie bevindt, wordt de mechanische rem
onmiddellijk ingeschakeld.
3
3
53