Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Beveiliging Tegen Overstroom - Ruck Ventilatoren FFH EC Series Montage- En Gebruikshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Nederlands
Afb.7:
Aansluitingsruimte (1) en kabelinvoer (2)
1
A
2
Aansluitingsruimte / aansluitingen aan het toestel
De aansluitruimte bevindt zich in een afzonderlijke aansluitkast buiten het apparaat. Door het losma-
ken van de 4 schroeven kan de deksel van de aansluitkast worden geopend (zie afb. 7). Leidingen
waarop netspanning staat, moeten met de beschikbare trekontlastingen bevestigd worden. De aans-
luiting vindt plaats volgens de aanwijzingen in hoofdstuk 7.2.
Toevoerleiding van het toestel
De aansluitkabel moet worden aangesloten volgens het schakelschema.
Zorg voor een adequate afzekering.
Externe afzuigventilator
Op de klemmenstrook kan een afzuigventilator worden aangesloten. Aansluitschema zie bedradings-
schema. Klemaansluiting voor nulleider en aarddraad zijn eveneens te vinden in het schakelschema.
(230 VAC, max. 2A)
Klepaandrijving
Voor een luchtklep kan een stelaandrijving worden aangesloten. Voor de klemmenbezetting voor het
openen en sluiten van de luchtkleppen en voor de aansluiting van nulleider en aarddraad, zie het
schakelschema. Het dicht-signaal is – om redenen van energiebesparing en elektrische veiligheid –
na de uitschakeling van de ventilator slechts 4 minuten lang actief (230 VAC, max. 1A).
Storing van het toestel
Bij een storing in het toestel wordt gelijktijdig met de foutmelding op de display een relais geschakeld.
Er staat een sluitend en openend signaal ter beschikking (zie schakelschema). Elektrische aanslu-
iting van het wisselcontact met U = 230 VAC en Imax = 2A. (Er bestaat geen dubbele isolering naar
de netleidingen.)
Vrijgave van het toestel
Het toestel kan door een extern, spanningsvrij contact in- en uitgeschakeld worden (zie schakel-
schema). Op deze aansluiting mag in geen geval een externe spanning worden aangesloten. Dit
zou leiden tot beschadiging van de besturing. Voor de aansturing kunnen alle toestellen met een
spanningsvrij contact dienen (bijv. tijdschakelaar). Dit contact moet beslist tegen vreemde spanning
geïsoleerd zijn, omdat anders in geval van een fout gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.
Bedieningseenheid
De bedieningseenheid wordt door middel van de bijgevoegde sturingskabel met de regeling van het
toestel verbonden. Aan het Bedieningseenheid wordt een stekker van de sturingskabel direct van
onder in de contactdoos gestoken (zie afb. 10 Bedieningseenheid). Aan het toestel wordt de sturings-
kabel eerst door een kabeldoorgang geleid (zie afb. 8), in het kabelkanaal gelegd en vervolgens in de
daarvoor voorziene RJ10 - conactdoos aan de regelprintplaat aangesloten. De besturingskabel mag
niet ingekort worden. Overschietende stukken kabel moeten buiten het toestel geplaatst worden.
Wanneer de kabel te kort is, kunnen verlengingen bij de producent of leverancier besteld worden.
Alternatief kan ook een 4-aderinge datakabel met 120 Ohm karakteristieke impedantie aangesloten
worden. Deze wordt door de achterwand van de bedieningseenheid gevoerd en op de veerklemmen
aangesloten. In het toestel wordt de leiding op de regelprintplaat, in plaats van op de RJ10-contact-
doos, op de daarnaastliggende pennestreekklemmen aangesloten (zie schakelschema).
Het leggen van de met een geringe spanning in beweging gezette stuurleidingen moet apart van
de netleidingen gebeuren.

7.1. Beveiliging tegen overstroom

Het bedienen van het toestel is enkel met reglementaire bescherming tegen overstrom toegela-
ten.
De bepqling moet door een elektrotechnische vakman genomen worden.
De aanbevolen bescherming kan van het bijgevoegde schakelschema overgenomen worden.
www.ruck.eu
Afb.8:
Aansluitingen aan het FFH-
apparaat
137771
00
137771
00
A (1 : 5)
11

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave