5.4 Datalogger
Het interne geheugen van het apparaat is in staat 1800 waarden (ieder onder menupunt 50
geselcteerd punt geldt als waarde) op te slaan. Bij het instellen/starten van de datalogger gaat u als
volgt te werk:
1.
In het venster M51 stelt u de starttijd, de opslag-interval en de looptijd van de metingen
in. Metingen zijn mogelijk met een max. van 24 uur.
2.
In het venster M52 kunt u de opslaglocatie te bepalen. Met de standaardinstelling slaat u
de gegevens op in het apparaat. U kunt de gegevens ook rechtstreeks overdragen via de
RS-232-interface of USB-interface, zonder dat de data wordt opgeslagen in het interne
geheugen.
3.
Ten slotte stelt u onder menupunt M50 in welke warden opgeslagen moeten worden.
In het venster M53 kunt u de opgeslagen gegevens inzien.
Het uitlezen van de meetdata via de interface geschiedt via de functies onder menupunt M52.
Voor de data-overdracht naar de pc benodigd u de software PCE-TDS-SW.
6 Kalibratie
Er bestaat een (kalibratie-) factor tussen de werkelijke stromingssnelheid en de stromingssnelheid
weergegeven op het apparaat. Door een kalibratie kan deze kalibratiefactor bepaald worden.
Hiervoor is echter een uitgebreide kalibratie noodzakelijk. U kunt hiertoe contact opnemen met onze
technische service.
GEBRUIKSAANWIJZING Flowmeter PCE-TDS 100 H/HS
18