6) U dient er ook voor te zorgen dat er geen stof of zand tussen de buis en de sensor ligt. Om te
voorkomen dat luchtbellen in de vloeistof leiden tot meetfouten, brengt u de sensoren aan
op de zijkant van de leiding.
Afstand tussen de sensoren
De afstand tussen de voorste en achterste sensor kunt u zien in het venster M25. Deze verwijst naar
de inwendige afstand tussen de twee sensoren en dient zo nauwkeurig mogelijk in acht te worden
genomen. De weergegeven afstand onder menupunt M25 is indicatief. Een fijnafstelling van de
afstand kunt u uitvoeren door de sensoren zo te positioneren dat de tijdsconstante in M90 exact
100% is.
Om er zeker van te zijn dat de flowmeter de juiste afstand kan berekenen, dienen de volgemde
parameters ingevoerd te worden:
(1) Omvang van de leiding (M10)
(2) Buitendiameter van de leiding (M11)
(3) Materiaal van de leiding (bij niet-standaard materiaal (M14)
(4) Leiding ommanteling/coating (M16)
(5) Soort vloeistof (M20)
(6) Type van de aangesloten sensoren (M23)
(7) Sensor bevestigingsmethode (M24)
(8) Controleer de afstand welke in het menu M25 wordt weergegeven, en bevestig de
sensoren corresponderend.
(9) !!! Bij de installatie dient er op gelet te worden, dat in M90 de waarde van de tijdconstante op
100% ligt, de signaalsterkte >700 is en de signaalkwaliteit >60 is!!!
Selectie van de meetmethode
V-methode
De V-methode is de meest gebruikte methode bij het dagelijkse werk. Deze methode is ideaal bij
leidingen met een binnendiameter van 20 tot 300 mm. Het wordt ook wel de reflecterende
methode genoemd.
Bovenaanzicht van de leiding
Voorste sensor
Stroming
GEBRUIKSAANWIJZING Flowmeter PCE-TDS 100 H/HS
Sensorafstand
Toevoer
Achterste sensor
Afvoer
16