Installatie- en gebruikershandleiding
6 Controle van de functies
Controle van de systeemstatus
Voor de controle van de systeemstatus wordt gebruik gemaakt van een led (pos 7,Figuur 5).
Kleur led: groen (Figuur 8).
1. Eenmaal kort per 10 seconden: alle functies werken correct, datalog functies zijn gedeactiveerd;
toepassing als transparant modem.
2. Eenmaal kort per 5 seconden: alle functies werken correct, datalog functies zijn geactiveerd,
toepassing als datalogger of datalogger en transparant modem.
3. Tweemaal kort per 5 seconden: batterij raakt of batterijen raken leeg, restcapaciteit batterij < 5%, de
batterij / batterijen dient / dienen op korte termijn vervangen te worden
4. Driemaal kort per 5 seconden: lege batterij(en), GSM-modem is uitgeschakeld om batterijverbruik te
sparen, de batterij dient of batterijen dienen vervangen te worden
5. Eenmaal, 5 seconden lang: bevestiging dat de batterijverbruik teller gereset is.
6. Eenmaal per twee seconde (1 seconde aan, 1 seconde uit) gedurende maximaal een halve minuut:
opstarten, dit komt alleen voor indien UNILOG 300 weer onder spanning wordt gezet.
7. Een maal per seconde (0,5 seconde aan, 0,5 seconde uit): kritische fout, neem contact op met
Wigersma & Sikkema.
t= 0 Sec
1
2
3
4
5
6
7
DDN3002MHNL/11-2015/Rev. 7
1
2
3
Figuur 8. Systeem-status led (DIAG) functie
Firmware versie 10.1.51 of hoger
UNILOG 300; N31- N32
4
5
5
10 Sec
18