Installatie- en gebruikershandleiding
Aansluitingen
UNILOG 300 bevat 5 ingangen. De klemnummers en benamingen zijn vermeld bij de aansluitklemmen in
UNILOG 300 (Figuur 6). De ingangen zijn opeenvolgend genummerd van 1 t/m 10 waarbij klemnummers 3 tot
en met 6 een gedeelde functie hebben (Tabel 1).
1. Stop voor optionele kabeldoorvoer voor de externe antenne
2. Kabeldoorvoerwartel voor seriële aansluiting 1 (SERIAL 1) of puls ingangen
3. Afsluitdop voor kabeldoorvoerwartel
4. Kabeldoorvoerwartel voor puls ingangen of encoder of seriële aansluiting 2 (SERIAL 2)
LET OP
DDN3002MHNL/11-2015/Rev. 7
Figuur 6. Aansluitingen UNILOG 300
Kabeldoorvoerwartels die niet gebruikt worden, dienen te worden
afgesloten met de meegeleverde afsluitdoppen.
Firmware versie 10.1.51 of hoger
UNILOG 300; N31- N32
12