AFDRUKINSTELLINGEN SELECTEREN
Om de afdrukfunctie van het apparaat te wijzigen, moeten de instellingen in
het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma worden
geconfigureerd. Raadpleeg "AFDRUKKEN" (pagina 52) voor de procedure
om het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma te openen en
voor de basisprocedure om af te drukken.
Windows
Hieronder wordt uitgelegd hoe u instellingen selecteert in het
printerstuurprogramma aan de hand van "Aanpassen aan pagina".
Met de functie passend maken wordt de afbeelding automatisch vergroot of
verkleind zodat hij past op het geselecteerde papierformaat. In dit voorbeeld
wordt de afbeelding van A5-formaat afgedrukt op papierformaat A4.
De procedures om de printerstuurprogramma-instellingen te configureren
verschillen per instelling. U vindt meer informatie over elke instelling in
"VEELGEBRUIKTE FUNCTIES" en "HANDIGE AFDRUKFUNCTIES" in
"3. PRINTER" in de bedieningshandleiding.
(1)
58
(2)
(3)
(4)
(5)
Selecteer de
afdrukinstellingen.
(1) Klik op het tabblad
[Papier].
(2) Selecteer [A5].
Selecteer het formaat van de
afbeelding.
(3) Selecteer [Aanpassen
aan pagina].
(4) Selecteer [A4].
Selecteer het formaat van het
papier waarop u wilt afdrukken.
(5) Klik op [OK].
Hiermee zijn de instellingen
voltooid. Begin met afdrukken.