5
Selecteer een variant van het effect dat u wilt toepassen en
druk op <Pas toe>.
Als u een vervagingseffect op een bepaald gebied in
de afbeelding wilt toepassen, selecteert u Gedeeltelijk
wazig, verplaatst of verandert u het kader en drukt u op de
bevestigingstoets.
6
Wanneer u klaar bent, drukt u op <
7
Selecteer een geheugenlocatie (indien nodig).
8
Geef een nieuwe bestandsnaam in voor de afbeelding en
druk op de bevestigingstoets.
›
Een afbeelding aanpassen
1
Open een afbeelding die u wilt bewerken.
2
Druk op de bevestigingstoets om de afbeelding te bewerken.
→
3
Selecteer
Aanpassen
(helderheid, contrast of kleur).
4
Pas de afbeelding naar wens aan en druk op <
5
Sla de bewerkte afbeelding onder een nieuwe naam op.
→
Opties>
Opslaan.
een aanpassingsoptie
Pas toe>.
›
Een afbeelding transformeren
1
Open de afbeelding die u wilt bewerken.
2
Druk op de bevestigingstoets om de afbeelding te bewerken.
3
Selecteer
Grootte wijzigen, Draaien of Spiegelen.
4
Draai of spiegel de afbeelding in de gewenste stand en druk
op <Pas toe>.
Als u de grootte van de afbeelding wilt wijzigen, selecteert u
de gewenste grootte en drukt u op <Opslaan>.
5
Sla de bewerkte afbeelding onder een nieuwe naam op.
›
Een afbeelding bijsnijden
1
Open de afbeelding die u wilt bewerken.
2
Druk op de bevestigingstoets om de afbeelding te bewerken.
3
Selecteer
Bijsnijden.
4
Plaats het kader over het gebied dat u wilt bijsnijden en druk
op de bevestigingstoets.
Als u de grootte van het kader wilt wijzigen, drukt u op
<Grootte wijzigen>.
5
Sla de bewerkte afbeelding onder een nieuwe naam op.
61
Hulpmiddelen