Pos.
Beschrijving
1
Hoog niveau
2
Niet in gebruik
3
Startniveau P1: inschakelniveau van pomp 1
4
Stopniveau
5
Droogloopniveau
De pomp begint de tank of put leeg te maken wanneer Startniveau
P1 wordt bereikt.
De pomp wordt uitgeschakeld wanneer het vloeistofniveau wordt
verlaagd tot Stopniveau.
Als de instroom van vloeistof de capaciteit van de geïnstalleerde
pomp overschrijdt, begint het niveau in de tank of put te stijgen.
Uiteindelijk geeft de sensor voor Hoog niveau een hoog
vloeistofniveau in de tank of put aan. Indien ingesteld, kan het
signaal van de sensor voor Hoog niveau worden gebruikt om een
uitgangsrelais te activeren dat vervolgens kan worden gebruikt om
een visueel of akoestisch alarm af te geven of een signaal te
verzenden naar een SCADA-systeem.
Als de pomp werkten het vloeistofniveau in de tank of put tot onder
het droogloopniveau daalt, wordt de pomp uitgeschakeld door de
droogloopbeveiliging om ervoor te zorgen dat de pomp niet
mechanisch beschadigd raakt.
Vullen
Pos.
Beschrijving
1
Hoog niveau
2
Stopniveau
3
Startniveau P1: inschakelniveau van pomp 1
4
Niet in gebruik
5
Droogloopniveau
In de vultoepassing wordt de pomp geïnstalleerd in een tank of put
waar de vloeistof uit kan worden gepompt. De vloeistof wordt in een
tweede tank gepompt waarin de niveausensoren zijn geïnstalleerd.
De pomp begint de tweede tank te vullen wanneer Startniveau P1
wordt bereikt.
De pomp wordt uitgeschakeld wanneer het vloeistofniveau
Stopniveau bereikt.
Als de pomp om welke reden dan ook niet wordt uitgeschakeld bij
Stopniveau en het vloeistofniveau blijft stijgen, geeft de sensor
voor Hoog niveau dit uiteindelijk aan. Indien ingesteld, kan het
signaal van de sensor voor Hoog niveau worden gebruikt om een
relaisuitgang te activeren die vervolgens kan worden gebruikt om
een visueel of akoestisch alarm af te geven of een signaal te
verzenden naar een SCADA-systeem via een communicatie-
interface.
Als de pomp werkt en het vloeistofniveau in de tank daalt tot onder
het droogloopniveau, schakelt de droogloopbeveiliging de pomp uit
om ervoor te zorgen dat deze niet beschadigd raakt.
Gerelateerde informatie
6.1 Instelling van het toepassingstype met Grundfos GO Remote
6.15.1 Automatisch bedrijf
330
4.5 Klemmen
33
32
31
30
29
28
27
26
1
2
3
Pos.
4
1
2
5
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
1
2
3
4
ON
1 2
IO 242
GENI
Max. 2A
480Y / 277V
AC
25
24
23 22
21 20 19 18 17 16 15 14 13
Vergeet niet potentiële laagspanningskabels te scheiden
van potentiële hoogspanningskabels bij aansluiting op de
regelaar.
Beschrijving
Stroomtransformator, pomp 1. Optioneel.
Niet in gebruik
GENIbus
Schakelaar voor afsluitweerstand, SW1
Niet in gebruik
Voedingsspanning, 24 VDC
Door gebruiker te configureren uitgangrelais 4, normaal
gesloten
Door gebruiker te configureren uitgangrelais 4, alge-
meen
Door gebruiker te configureren uitgangrelais 4, normaal
open
Door gebruiker te configureren uitgangrelais 3, normaal
open
Door gebruiker te configureren uitgangrelais 3, alge-
meen
Door gebruiker te configureren uitgangrelais 3, normaal
gesloten
Voedingsspanning voor sensoren, 24 VDC, max. 50 mA
Aarde, GND
Door gebruiker te configureren analoge of digitale in-
gang
Aarde, GND
Digitale ingang 4
Aarde, GND
Digitale ingang 3
Aarde, GND
Digitale ingang 2
Aarde, GND
Digitale ingang 1
Terugmelding motorbeveiliging
Fasebewaking
5
6
Max. 2A
7
8
9
10
11
12