Inhoudsopgave
Advertenties
De machine op bedrijfstemperatuur brengen
Laat de hoofdsystemen opwarmen tot op hun normale bedrijfstemperatuur voordat u de startprocedure uitvoert.
OPMERKING: de normale bedrijfstemperatuur van de hydraulische vloeistof is 50 – 80 °C (122 – 176 °F).
LET OP: laat de machine niet werken als de temperatuur van de hydraulische vloeistof lager is dan 25 °C (77 °F).
De opwarmprocedure is noodzakelijk voor het goede en veilige gebruik van de machine. Een juiste opwarmprocedure
zorgt voor de best mogelijke prestaties en brandstofefficiëntie van de machine.
LET OP: bij erg lage temperaturen is het opwarmen van de machine verplicht.
LET OP: het opwarmen van de machine voorkomt slijtage en ernstige schade aan de motor, het brandstofsysteem
en het hydraulische systeem.
LET OP: de uitlaat wordt erg heet wanneer de motor stationair loopt. Controleer of in de buurt van de uitlaat geen
ontvlambare materialen zoals planten, droog gras, papier, olie en oude banden aanwezig zijn, alvorens de opwarm-
procedure te starten.
LET OP: dek de roosters van de radiateurs nooit af met ontvlambare materialen.
1. Start de motor en laat deze ongeveer 5 – 10 min onbelast draaien.
2. Zet de motorsnelheidshendel op een middelmatig hoge snelheid.
3. Zet de veiligheidsblokkeerhendel op ONTGRENDELEN (stand vooruit).
4. Bedien de bakbedieningshendel ongeveer 5 min.
LET OP: gebruik geen enkele andere bedieningshendel dan de bakbedieningshendel.
5. Zet de motorsnelheidshendel op de hoogste snelheid.
6. Bedien de bakbedieningshendel en de armhendel ongeveer 5 – 10 min zonder belasting.
LET OP: bedien uitsluitend de bakbedieningshendel en de armbedieningshendel.
7. Rond het opwarmen af door de bedieningen van alle cilinders, het rijden en het zwenken 3 à 4 keer te bedienen
zodat de opgewarmde hydraulische vloeistof door het hele circuit stroomt.
Controleer, nadat de normale bedrijfstemperatuur van de vloeistoffen is bereikt, de volgende punten:
• Uitlaatgas is normaal.
• Geen ongewone geluiden of trillingen.
• Geen olie-, brandstof- of waterlekken.
• Geen ongewoon lawaai bij het activeren van het hydraulische systeem.
• Inspectie van de claxon, zoemer, werklamp en instrumentenpaneel.
• Correcte weergave van de motorkoelvloeistoftemperatuurmeter.
• Controleer het zicht van de spiegels alvorens met de werkzaamheden aan te vangen. De spiegels indien nodig
afstellen en schoonmaken.
• Controleer elke werking (rijden, frontwerktuig en zwenken).
Zet de motor onmiddellijk af als het volgende zich tijdens de opwarmprocedure voordoet.
• Snelle toename of afname van het motortoerental.
• Motorgeluid en kleur van het uitlaatgas zijn abnormaal.
• Het display toont een bericht en er klinkt een waarschuwingstoon.
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES
4-5
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
