Sectie 3. Effecten gebruiken
Rate
Past de snelheid waarmee het effect zal werken
aan.
Depth
Past de diepte van het effect aan.
Het reverb effect
gebruiken
Hier wordt uitgelegd hoe de reverb instellingen
(parameters) bewerkt kunnen worden.
Meer over de reverb parameters vindt u bij
'Reverb parameters' (p.73).
Reverb kan normaalgesproken alleen op het
afluistergeluid (het geluid dat u hoort) wor-
den toegepast. Tijdens bouncing of maste-
ring kunt u het geluid waarop reverb is toe-
gepast opnemen.
Er zijn geen 'patches' voor reverb. De reverb
instellingen worden als onderdeel van de song-
data opgeslagen. Als u de reverb instellingen in
de op dat moment geselecteerde song wilt
opslaan, houdt u
.
Het reverb effect selecteren
1.
Druk meerdere malen op [EFFECTS],
zodat het REVERB scherm in het scherm
wordt getoond.
2.
Gebruik CURSOR [
het scherm te laten verschijnen, en
gebruik VALUE [-][+] om 'HALL' of
'ROOM' te selecteren.
fig.Disp-REVERB-HALL.eps
3.
Als u de reverb instellingen wilt
bewerken, gebruikt u CURSOR [
72
0 – 100
0-100
ingedrukt en drukt u op
] [
] om 'Type' in
]
[
] om een parameter te selecteren, en
VALUE [-][+] om de waarde van deze
parameter te bewerken.
Details van elke reverb parameter vindt u bij
'Reverb parameters' (p.73).
4.
Als u de instellingen heeft gemaakt, drukt
u meerdere malen op [EXIT] om naar het
Play scherm terug te keren.
De reverb diepte voor elke
track aanpassen
U kunt de hoeveelheid reverb van elke track bij-
stellen, door de hoeveelheid geluidssignaal dat
van elke track naar de reverb processor wordt
gestuurd (het 'zendniveau') te veranderen.
1.
Druk op één van de [TR1]-[TR4] knoppen.
2.
Gebruik CURSOR [
'Track Reverb' in het scherm wordt
getoond en gebruik dan de VALUE [-][+]
om het zendniveau van die track te
bewerken.
fig.Disp-TrackReverb.eps
U kunt [TR1]-[TR4] indrukken om de cursor
te verplaatsen naar de track, die correspon-
deert met de ingedrukte knop.
] [
], zorg dat