3.9.7 De uitrijhoeken instellen
Het product rijdt weg van het laadstation met een
uitrijhoek tussen 90° en 270°. De uitrijhoeken
kunnen worden ingesteld voor 1 of 2
uitrijsectoren.
1.
Voer stappen 1-3 uit in
het menu op pagina 25 .
2.
Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
Installatie >Geavanceerd >
menustructuur
Uitrijhoeken > Sector 1 of 2 te doorlopen.
3.
Gebruik de cijfertoetsen om de hoeken in
graden in te stellen.
4.
Druk op de pijltoets omlaag.
5.
Gebruik de cijfertoetsen om te selecteren
hoe vaak het product elke sector moet
gebruiken. Ingesteld in %.
6.
Druk op de knop TERUG.
3.9.8 De achteruitrijafstand instellen
De achteruitrijafstand is het aantal cm dat het
product omkeert wanneer dit het laadstation
verlaat. De fabrieksinstelling is 60 cm.
1.
Voer stappen 1-3 uit in
het menu op pagina 25 .
2.
Gebruik de pijltoets en de knop OK om de
Installatie > Geavanceerd >
menustructuur
Achteruitrijafstand te doorlopen.
3.
Gebruik de cijfertoetsen om de
achteruitrijafstand in cm in te stellen.
4.
Druk op de knop TERUG.
3.9.9 De functie Rijd over draad instellen
De voorzijde van het product beweegt zich altijd
over een bepaalde afstand langs de
begrenzingsdraad voordat het product weer naar
het werkgebied beweegt. De fabrieksinstelling is
31 cm. U kunt een afstand van 20-50 cm
selecteren.
1.
Voer stappen 1-3 uit in
het menu op pagina 25 .
2.
Gebruik de pijltoets en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Geavanceerd >
Rijd over draad te doorlopen.
3.
Gebruik de cijfertoetsen om de afstand in
cm in te stellen.
4.
Druk op de knop TERUG.
1220 - 001 - 08.07.2019
Toegang krijgen tot
Toegang krijgen tot
Toegang krijgen tot
3.9.10 Instellingen
In Instellingen kunt u de algemene instellingen
van uw product wijzigen.
3.9.10.1 Profielen
Er kunnen verschillende sets met
productinstellingen worden opgeslagen als het
product wordt gebruikt in verschillende
werkgebieden met verschillende laadstations. U
kunt maximaal 3 profielen instellen.
Instellingen in een profiel opslaan
1.
Voer stappen 1-3 uit in
het menu op pagina 25 .
2.
Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
Instellingen > Profielen >
menustructuur
Profielen gebruiken > Profiel A, B, C te
doorlopen.
3.
Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om
het profiel te selecteren en op te slaan.
4.
Druk op de knop TERUG.
Als de instellingen zijn gewijzigd maar niet zijn
opgeslagen, wordt het symbool * naast de
profielnaam weergegeven.
De naam van een profiel wijzigen
1.
Voer stappen 1-3 uit in
het menu op pagina 25 .
2.
Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
Instellingen > Profielen >
menustructuur
Profielen gebruiken > Profiel A, B, C >
Hernoemen te doorlopen.
3.
Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
letters te selecteren.
4.
Druk op de knop TERUG om de nieuwe
profielnaam op te slaan.
Een profiel gebruiken
1.
Voer stappen 1-3 uit in
het menu op pagina 25 .
2.
Gebruik de pijltoetsen en de knop OK om de
menustructuur
Instellingen > Profielen >
Profielen gebruiken > Profiel A, B, C >
Selecteren te doorlopen.
3.
Druk op de knop TERUG.
Toegang krijgen tot
Toegang krijgen tot
Toegang krijgen tot
Installatie - 31