4
Inbedrijfstelling
4.4
Draadtoevoerapparaten monteren
Voor de draadtoevoerapparaten WELDON en PHOENIX DRIVE 4L moet het hoekprofiel van
de bevestiging A2 zo worden gemonteerd dat dit naar beneden wijst (afb. 4/7). Anders
bestaat er bij het draaien van de draadtoevoerapparaten gevaar voor bekneld raken.
Voor de bevestiging van de draadtoevoerapparaten WELDON en PHOENIX DRIVE 4 moet
het hoekprofiel van de bevestiging A2 zo worden gemonteerd dat dit naar boven wijst (afb.
4/9).
•
Het uiteinde van het slangpakket van het draadtoevoerapparaat door de trekontlasting (afb.
4/7) halen en door deze naar rechts te draaien vergrendelen (4/8).
4.4.1
WELDON DRIVE 4L of PHOENIX DRIVE 4L monteren
A2
•
Het draadtoevoerapparaat moet met de uitsparing in de bodemplaat op de draaipen C2 worden
gemonteerd (afb. 4/7 en afb. 4/8).
4.4.2
WELDON DRIVE 4 of PHOENIX DRIVE 4 monteren
•
Het draadtoevoerapparaat moet op de daarvoor bedoelde rails A2 worden geplaatst (afb. 4/9
en afb. 4/10).
Afb. 4/5
C2
E1
Afb. 4/7
Afb. 4/9
4/5
A2
Afb. 4/6
Afb. 4/8
Afb. 4/10
C2