4
Inbedrijfstelling
4.3
Apparatuur op de transportkar monteren
De combinatiemogelijkheden voor de montage van apparatuur en koelmodules (bijv. COOL
30 U20 of MULTIVOLT 70-500) met betrekking tot de verschillende transportkarren vindt u in
de tabellen in hfdst. 4.1.
A1
B1
A1
C1
Monteren lasapparaat resp. koelmodule
•
Plaats het lasapparaat resp. de koelmodule (bijv. COOL 30 U20 of COOL 71 U40/41) met de
rubberen voetjes in de daarvoor bedoelde gaten:
Plaats de TRITON 260 of COOL 30 U20 in de binnenste gaten B1.
Plaats de TRITON 400/500, SIRION 400/500 en PHOENIX 300/400/500 of COOL 71 U40/41
en MULTIVOLT 70-500 in de buitenste gaten A1.
•
Hang de bevestigingsplaat C1 in de daarvoor bedoelde uitsparingen in het apparaat
(afb. 4/3) en schroef hem met de draaiknoppen D1 vast.
•
Monteer de klemplaten (afb. 4/4, E1) met de daarvoor bedoelde uitsparingen op de handgreep
van het lasapparaat en schroef ze met de draaiknoppen vast.
Monteren lasapparaat met koelmodule(s)
•
Plaats de module met de rubberen voetjes in de daarvoor bedoelde gaten (afb. 4/2)
plaats COOL 30 U20 in de binnenste gaten B1.
Plaats COOL 71 U40/41 of MULTIVOLT 70-500 in de buitenste gaten A1.
•
Monteer het lasapparaat op de koelmodule met de snelsluitingen die zich aan de koelmodule
bevinden.
•
Monteer de klemplaten (afb. 4/4, E1) met de daarvoor bedoelde uitsparingen op de handgreep
van het lasapparaat en schroef ze met de draaiknoppen vast (afb. 4/4 en afb. 4/7, B2).
Vóór en na de montage moet worden gecontroleerd of de snelsluitingen goed vastzitten.
Bij het transport met de TROLLY 70-2 / 70-2 DF moet naast het lasapparaat één koelmodule
en met de TROLLY 70-3 / 70-3 DF moeten twee modules worden gemonteerd.
Bij het transport van de TRITON 260 + COOL 30 U20 met de transportkar TROLLY 70-1 of
PHOENIX 300 met de transportkar TROLLY 70-1; 70-2 / 70-2 DF (+ 1 module) of TROLLY 70-3
/ 70-3 DF (+ 2 modules) zijn telkens speciale opties bevestigingen (klemplaten) noodzakelijk.
(hfdst. 2.2 en hfdst. 4.1)
Afb. 4/3
4/4
Afb. 4/2
D1
A1
A1
C1
Afb. 4/4
E1