1.3 APK bij diesel- en turbodieselvoertuigen
Maak een voertuigkeuze met de toets F2 ↓ en vervolg het
programma met de toets F5 >>.
Voer de specifieke voertuiggegevens in met behulp van het
PC-toetsenbord.
Ga vervolgens verder met de toets F5 >>.
Vooraleer de meting aan te vatten verschijnt een display met
de specifieke richtwaarden voor het gekozen motortype.In
het bovenste displaygedeelte worden de tolerantiewaarden
aangegeven dewelke voor elke testfase toelaatbaar zijn.
Deze waardes kunnen met behulp van het PC-toetsenbord
worden aangepast.
Ga vervolgens verder met de toets F5 >>.
Na de instelgegevens bij stationair toerental kunnen de
isntelgegevens bij afregeltoerental tevens worden ingegeven
via het PC-toetsenbord.Bij de vermelding van de sonde dient
men er rekening mee te houden dat sonde 1(10mm) en sonde
2(16mm) over een verschillende binnendiameter beschikken
dewelke steeds op de gebruikte sonde wordt aangegeven.
Vooraleer de meting aan te vatten wordt een visuele kontrole
van het uitlaatgedeelte aanbevolen.
Ga vervolgens verder met de toets F5 >>.
In de volgende testfase wordt de toerentalopname gekontro-
leerd.Hierbij wordt aangegeven via welke signaalingang het
toerental wordt opgenomen en kan u tevens het aantal
impulsen wijzigen met de toetsen F1 ↑ en
Ga vervolgens verder met de toets F5 >>.
F2 ↓.
8.