M E T R O 1 00 - I N S TA L L AT I E H A N D L E I D I N G
6.7 Plaatsen bedieningskastje
Het bedieningskastje (K) wordt zo laag mogelijk in de boezem geplaatst (zie Bijlage 3 / Afb. 2).
!Let op
De onderkant van het bedieningskastje mag niet hoger dan het branderbed in het toestel worden geplaatst.
In het bedieningskastje wordt een aantal componenten geplaatst zoals het typeplaatje, het gasregelblok, de ont-
vanger behorende bij de afstandsbediening.
Ga als volgt te werk bij het plaatsen van het bedieningskastje; zie Bijlage 3 / Afb. 5 voor details:
➠
Maak in de boezem een opening van 285 x 194 mm (h x b).
➠
Plaats het binnenframe (1); draai hiervoor bouten (5) los.
!Tip
- Bij een boezem van steen kan het binnenframe mee gemetseld worden;
- Bij een ander materiaal kunt u het binnenframe vastkitten of met vier verzonken schroefj es vastzetten.
➠
Bevestig het gasregelblok aan de beugels van het binnenframe (2).
➠
Sluit de leidingen weer aan op het gasregelblok.
Let op
- Vermijd knikken in de leidingen;
- Plaats de aluminium waakvlamleiding vrij van de vloer en / of de wand;
- Draai de fl exibele gasleiding en de waakvlamleiding gasdicht aan.
➠
Sluit eventueel de draden van het thermokoppel aan op het gasregelblok; zie Bijlage 3 / Afb. 6.
Let op
- Draai het thermokoppel eerst handvast aan en;
- draai het vervolgens een kwartslag aan met een passende sleutel.
➠
Blaas zonodig de gasleiding schoon.
➠
Sluit de gasleiding met gaskraan aan.
➠
Ontlucht de gasleiding.
➠
Plaats de ontvanger (3); zie voor aansluitingen paragraaf 7.1.
➠
Plaats het typeplaatje (6).
➠
Bevestig het buitenframe met deurtje (4) aan het binnenframe met behulp van 2 inbusbouten (5).
!Tip
U kunt het buitenframe zo plaatsen dat het deurtje links of rechts draaiend is.
6.8 Afstellen toestel
Het toestel dient zo afgesteld te worden dat het goed functioneert in combinatie met het concentrische systeem. Daartoe
wordt eventueel een restrictieschuif geplaatst en/of worden de luchtinlaatgeleiders verwijderd. De voorwaarden voor toe-
passing met geveldoorvoer staan vermeld in paragraaf 6.5.2.1 en voor toepassing met dakdoorvoer in paragraaf 6.5.3.1.
6.8.1 Restrictieschuif (R)
De restrictieschuif (R) is los meegeleverd; zie Bijlage 3 / Afb. 7a.
Deze wordt als volgt geplaatst (zie Bijlage 3 / Afb. 7b):
➠
Schroef de 6 parkers (S) los van de middelste plaat (T).
➠
Verwijder deze plaat.
➠
Plaats de restrictieschuif.
➠
Stel de afstand van de restrictie in met bijgeleverde mal (zie Bijlage 3 / Afb. 8) volgens:
- 33 mm afstand betekent dat de schuif maximaal wordt dichtgeschoven;
- 51 mm afstand wordt ingesteld m.b.v. mal.
➠
Zet de restrictieschuif vast m.b.v. de inbusbout (U).
➠
Plaats de middelste plaat weer terug.
6.8.2 Luchtinlaatgeleiders (L)
De luchtinlaatgeleiders (L) bevinden zich aan de onder(zij)kant van de bak (M) rondom de brander.
Ga bij het verwijderen als volgt te werk; zie Bijlage 3 / Afb. 9:
➠
Neem de bak rondom de brander uit het toestel.
➠
Draai de parkers (N) los en verwijder deze.
➠
Verwijder de luchtinlaatgeleiders.
➠
Plaats de bak rondom de brander terug in het toestel.
95900005_NL Install.indd 11
95900005_NL Install.indd 11
1 1
NL
19.02.09 20:45
19.02.09 20:45