1.
Zorg ervoor dat u over meerdere schone, pluisvrije droge doeken, gedeïoiniseerd water en
nitrielhandschoenen beschikt.
OPMERKING:
Wij raden het gebruik van nitrielhandschoenen aan
2.
Controleer of de printer nu niet afdrukt.
3.
Als er zojuist een taak is afgedrukt, wacht dan ongeveer 20 minuten tot de printer is afgekoeld.
4.
Open de bovenklep.
5.
Open de klep van de afdrukwagen.
6.
Neem de drie printkoppen voorzichtig uit de printer. Veeg de contactpunten van de printkopkap schoon met
een pluisvrije doek om te voorkomen dat vezels van de doek de printkopkap verontreinigen. Bevochtig de
doek alleen met gedeïoniseerd water en beweeg de doek voorzichtig omhoog en omlaag.
7.
Laat de doppen opdrogen.
8.
Wanneer ze droog zijn, vervangt u de printkoppen en de afdekplaat van de afdrukwagen en sluit u de
bovenklep.
Reinig de kappen van de afdekeenheid
59