Gebruik voor kantelwerkzaamheden uitsluitend deugdelijke kisten.
Bedien de voorover-kantelaar uitsluitend vanaf de bestuurdersplaats van het hefwerktuig en zorg ervoor dat
er vanaf deze plaats altijd voldoende zicht is op de werkzaamheden.
Zorg ervoor dat de hydrauliekslangen en eventuele elektriciteitskabels niet bekneld kunnen raken en de
kantelaar vrij kan draaien.
Zorg ervoor dat de bedieningshendels voor het kantelen en klemmen niet onderling verward kunnen worden
en ook niet met andere bedieningshendels om onbedoeld bedienen te voorkomen. Mocht bij de uitvoering
met elektrisch bediend ventiel de stroom wegvallen, dan blijft alleen de kantelcilinder-functie over.
Zet het hefwerktuig alleen weg met de kantelaar in de laagste stand. Zorg ervoor dat de combinatie geen
onverwachte bewegingen kan maken als het hefwerktuig niet gebruikt wordt. Leg de kantelaar met de
achterkant op een vlakke, stabiele ondergrond als deze van de heftruck/hefmast wordt losgekoppeld en
weggezet.
5