3.7
Indicatielampen
Aan de linkerzijde van het toestel bevinden zich de volgende indicatielampen:
Ontstekingsfase
Brander in bedrijf
Ionisatie(vlam)storing
Achter het linker toegangspaneel aan de voorzijde van het toestel bevindt zich de indicatielamp (oranje) "onvoldoende
luchtdebiet". Deze lamp geeft aan dat de contacten van de drukschakelaar (nog) niet gesloten zijn, het vereiste
luchtdebiet is (nog) niet aanwezig.
3.8
In bedrijf stellen
1.
Alvorens het toestel in werking te stellen dient gecontroleerd te worden dat:
-
de installatie geheel gevuld is met water
-
de afsluiters in de aanvoer- en retourleiding geopend zijn
-
de gasleiding ontlucht is
-
de elektrische voeding naar het toestel en de pomp is ingeschakeld
-
de fase en nul correct zijn aangesloten op het toestel
-
de draairichting van de pompmotor correct is
2.
Open de gaskraan voor het toestel.
3.
Verwijder de voorste toegangspanelen. Herplaats de schroeven die ook het onderste paneel bevestigen.
4.
Schakel de spanning in met de voedingsschakelaar op het toestel, deze bevindt zich aan de linkerzijde op het
toestel. Ingeschakeld is de schakelaar verlicht.
5.
Druk op de reset-knoppen van de maximaal beveiliging en de branderautomaat.
6.
Stel de regelthermostaat in op de gewenste temperatuur.
7.
Toestellen met twee traps branderregeling: stel de "thermostaat 2
van de regelthermostaat.
8.
Stel de maximaal thermostaat op de juiste temperatuur in, zie paragraaf 3.3. Het toestel begint nu met de
opstartprocedure.
9.
Verricht de volgende metingen om zeker te zijn dat het toestel goed functioneert:
-
controleer de voordruk, zie paragraaf 3.9
-
controleer de branderdruk, zie paragraaf 3.10
-
controleer de instelling van de luchttoevoerventilator, zie paragraaf 3.11
10. Stel het waterdebiet over de warmtewisselaar in op 3,7 l/s (13,32 m
temperatuur boven de 80C is ingesteld moet het waterdebiet over de warmtewisselaar op 3,9 l/s (14,04 m
worden ingesteld. Het waterdebiet kan over de inregelafsluiter in de aanvoerleiding gemeten worden. Blokkeer de
voorinstelling op inregelafsluiter. Indien men niet over apparatuur beschikt om een meting over de inregelafsluiter
te verrichten, kan het debiet worden ingeregeld door de temperatuurverhoging over de wisselaar in te stellen, zie
paragraaf 3.12.
3.9
Voordruk controleren
Op het gasregelblok bevindt zich een meetnippel waarmee de voordruk gemeten kan worden, zie figuur 14. De
voordruk moet gemeten worden als het toestel in bedrijf is, bij toestellen met een twee traps branderregeling moeten
beide trappen in bedrijf zijn. De voordruk moet binnen de volgende grenzen vallen:
-
aardgas:
minimaal 22 mbar
maximaal 30 mbar
-
propaan:
minimaal 42,5 mbar
maximaal 57,5 mbar
Ontsteking bekrachtigd, de brander wordt ontstoken.
Gasklep(pen) bekrachtigd.
Er is geen vlam gesignaleerd, de branderautomaat is vergrendeld
10
e
trap" op een temperatuur in die lager is dan die
3
/h). Bij toestellen waarbij de gewenste
3
/h)