3.4
Maximaal beveiliging
Het toestel is uitgerust met een maximaal beveiliging welke de aanvoertemperatuur bewaakt. De maximaal beveiliging
bevindt zich achter het linker toegangspaneel aan de voorzijde van het toestel en is aangeduid met "overheat limit".
De beveiliging schakelt het toestel uit als de aanvoertemperatuur boven 110C stijgt. Het toestel kan pas worden
ingeschakeld nadat de maximaal beveiliging ontgrendeld is. Ontgrendeling geschiedt met behulp van de rode reset-
knop op de maximaal beveiliging. De maximaal beveiliging kan pas ontgrendeld worden nadat de temperatuur onder
110C is gedaald.
3.5
Branderautomaat
Op het schuifpaneel achter het linker toegangspaneel bevindt
zich de branderautomaat, zie figuur 12.
De branderautomaat controleert voor het starten van de
ventilator de positie van de luchtdrukschakelaar, controleert of
de luchtdrukschakelaar sluit na het starten van de ventilator,
bekrachtigd de ontsteking en controleert op aanwezigheid van
de vlam.
De volgende afwijkende situaties kunnen zich voordoen:
10 seconden na aanvang van ontsteking is er nog geen
vlam gesignaleerd. De branderautomaat vergrendelt.
De luchttoevoerventilator is bekrachtigd maar er is
onvoldoende luchtdebiet waardoor de luchtdrukschakelaar
niet sluit. De branderautomaat blijft in een wachttoestand
waarbij de luchttoevoerventilator bekrachtigd blijft.
Het vlamsignaal valt weg tijdens branderbedrijf. De
branderautomaat hervat de opstart procedure.
De luchtdrukschakelaar bevindt zich niet in de ruststand voordat de luchttoevoerventilator is bekrachtigd. De
branderautomaat blijft in een wachttoestand waarbij de luchttoevoerventilator niet bekrachtigd wordt.
Er is een vlamsignaal voordat de opstart procedure begonnen is. De branderautomaat blijft in een wachttoestand.
Als de branderautomaat vergrendeld is moet deze met de reset-knop weer ontgrendeld worden, de reset-knop bevindt
zich aan de linkerzijde op het toestel. Indien een eerste poging niet lukt moet tenminste 15 seconden worden gewacht
alvorens weer een poging wordt ondernomen.
3.6
Ontstekings- en ionisatie-elektrode
Het toestel is voorzien van aparte
elektrodes voor ontsteking en
ionisatie, zie figuur 13. De afstand
tussen beide pennen van de
ontstekingselektrode is 3,5 mm.
De ionisatiestroom kan gemeten
worden
door
microampèremeter in serie te
schakelen met het ionisatiecircuit.
De ionisatiestroom is minimaal
0,7A DC.
een
figuur 13: ontstekings- en ionisatie-elektrode
figuur 12: bovenaanzicht schuifpaneel
9