6. Controleer de ingestelde weekschema (hoofdstuk 3.2.8).
7. Controleer de filters. Moeten de filters worden vervangen?
8. Controleer de ventielen/roosters. Moeten de ventielen/roosters worden gereinigd?
9. Controleer de ventilatoren en het warmtewisselaarblok. Is reinigen nodig?
10.Controleer of de luchtinlaat van het pand en de dakeenheid (uitlaat) verstopt zijn.
11.Controleer zichtbare kanaalopeningen op schade en/of het opbouwen van stof/vervuiling.
12.Controleer de ventielen/roosters.
De unit kan niet worden geregeld (regelfuncties zijn geblokkeerd)
1. Reset de regelfuncties door de netvoeding ten minste 10 seconden losgekoppeld te houden.
2. Controleer de aansluiting van het modulaire contact tussen het bedieningspaneel en de hoofdprintplaat.
Lage toevoerluchttemperatuur
1. Controleer of er alarmeringen op het bedieningspaneel zijn.
2. Controleer de actieve gebruikersfuncties op het bedieningspaneel om te zien of de ontdooifunctie in bedrijf is.
3. Controleer de ingestelde toevoerluchttemperatuur in de bedieningspaneel.
4. Controleer op het bedieningspaneel of de ECO-modus is geactiveerd (dit is een vermogenspaarfunctie die voorkomt
dat de verwarming wordt ingeschakeld).
5. Controleer of gebruikersmodi Vakantie, Afwezig of Vol huis op het bedieningspaneel of via een fysieke schake-
laar zijn geactiveerd.
6. Controleer de analoge ingangen in het servicemenu om te controleren of de temperatuursensoren correct
functioneren.
7. In het geval van een geïnstalleerde elektrische of andersoortige naverwarmingsbatterij: Controleer of de thermostaat
van de oververhittingsbeveiliging nog in werking is. Indien nodig, te resetten door op de rode knop op de voorplaat
van de elektrische naverwarmer te drukken.
8. Controleer of het afvoerfilter moet worden vervangen.
9. Controleer of er een naverwarmingsbatterij op de unit is aangesloten. Bij erg lage buitentemperaturen kan een elek-
trische naverwarmingsbatterij of een naverwarmingsbatterij voor water nodig zijn. Een naverwarmingsbatterij is als
accessoire verkrijgbaar.
Geluid/trillingen
1. Maak de ventilatorwaaiers schoon.
2. Controleer of de schroeven van de ventilatoren goed vastzitten.
3. Controleer of de anti-trillingslijsten op de montagebeugel en aan de achterkant van de unit geplaatst zijn.
4. Controleer of de aandrijfsnaar niet slipt indien de unit een warmtewiel heeft.
6
Elektrische gegevens
Naverwarming
Ventilatoren
Totaal energieverbruik
Zekering
Voltage 230V 1~, 50 Hz
25452313 | v01
Elektrische gegevens |
1670 W
336 W
2006 W
13 A
15