Veiligheidsaansluiting maken en dichtheid controleren
Montagehandleiding kleinverdeler
Veiligheidsleidingen installeren.
Veiligheidsaansluiting bij
90 tot 350 kW:
R 1
¼
440 en 560 kW: R 1
½
Toegel. werkdruk: 4 bar (0,4 MPa)
Testdruk:
5,2 bar (0,52 MPa)
Laagwaterstandbeveiliging
Door de standaard ketelcircuitregeling wordt ontoelaat-
bare verwarming bij watergebrek voorkomen. De laag-
waterniveaubeveiliging kan daarom in overeenstem-
ming met EN 12828 bij verwarmingsketels Vitoplex
300 tot 300 kW (behalve bij dakverwarmingscentrales)
achterwege blijven.
Opstartschakeling Therm-Control (met tempera-
tuursensor NTC 10 k)
Een bijmengpomp voor de retourtemperatuurverhoging
is niet nodig.
Tijdens de opstartfase moet gegarandeerd worden dat
het debiet van het verwarmingswater via de verwar-
mingscircuitregeling of de CV-pompen minstens 50 %
wordt gesmoord. Dat geldt bij de ingebruikneming, na
nacht- of weekenduitschakeling. Bij installaties met
meerdere ketels tot minstens 50 % van de kleinste ver-
warmingsketel smoren.
De verwarmingscircuitregeling of de CV-pompen wor-
den aangestuurd via de in de fabriek vast ingestelde
temperatuursensor Therm-Control (NTC 10 k). Raad-
pleeg de ontwerphandleiding voor meer informatie
over de opstartschakeling Therm-Control.
Montage: zie aparte montagehandleiding.
Opmerking
De verwarmingsketels moeten van een veiligheidsklep
zijn voorzien, die volgens EN 4126 gekeurd en afhan-
kelijk van de uitvoering van de installatie gemarkeerd
moet zijn.
Alle leidingen zonder belasting en spanning aanslui-
ten.
!
Opgelet
Ongeschikte waterkwaliteit kan leiden tot
schade aan het ketellichaam.
De verwarmingsketelketel mag alleen met water
worden gevuld dat in overeenstemming is met
de "eisen aan de waterkwaliteit" (zie service-
handleiding en richtlijn VDI 2035).
9