12. Controleer of de aflezing op de vacuümmeter ten minste 20 in is en blijft. Hg [508 mm Hg]. Als de
vacuümmeter niet de vereiste minimumdruk aanhoudt, voer dan de volgende stappen uit om de locatie van
het lek te bepalen.
a.
Controleer of alle O-ringen aanwezig zijn.
b. Controleer op loszittende klemmen.
c.
Controleer op beschadigde slangpilaren of losse koppelingen.
d. Controleer of op alle koppelingen pijpafdichting is gebruikt.
e.
Controleer op gebarsten pompkoppen en koppelingen.
f.
Als er snelkoppelingen worden gebruikt, controleer dan of deze niet lekken.
13. Open de toevoerklep op de bodem van de toevoertank (klep gesloten instap 10).
14. Gebruik de pomp in de recirculatiestand en controleer of de vacuümmeter op minder dan 12 in staat. Hg [304.8
mm Hg]. Als de meter een waarde aangeeft die hoger is dan de maximumwaarde, controleer dan of de zeef
een maaswijdte heeft van minstens 20, of de zeef schoon is en of de maat van de inlaatleiding juist is.
OPMERKING:De diameter van de inlaatleidingen op de 1 – 40 oz./min pomp moet minimaal 1/2" ID zijn. De inlaat
voor de 5 – 200 oz./min pomp moet minimaal 3/4" ID zijn.
Probleemoplossing: Stappen voor probleemoplossing injectiepomp (als pomp niet kalibreert)
PROBLEEMOPLOSSING
65