Audio-instellingen
1
Druk op de toets Home om naar het be-
ginscherm te gaan.
2
Raak de toets Audiofunctie aan om het
audiomenu te openen.
3
Raak c of d aan en selecteer het ge-
wenste loudnessniveau.
Uit (uit)—Laag (laag)—Midden (midden)—
Hoog (hoog)
De subwooferuitgang
Dit toestel is voorzien van een in- en uitscha-
kelbare subwooferuitgang.
! Als de subwooferuitgang is ingeschakeld,
kunt u de drempelfrequentie en het uit-
gangsniveau instellen.
1
Druk op de toets Home om naar het be-
ginscherm te gaan.
2
Raak de toets Audiofunctie aan om het
audiomenu te openen.
3
Raak Subwoofer aan in het audiofunc-
tiemenu.
4
Raak Aan of Uit naast Subwoofer aan
om het uitgangssignaal van de subwoofer
in- of uit te schakelen.
5
Raak Normaal of Achteruit naast Fase
aan om de fase-instelling voor de subwoo-
feruitgang te selecteren.
6
Raak c of d naast Niveau aan om het
uitgangsniveau van de subwoofer in te
stellen.
Bereik: +6 t/m –24
7
Raak c of d naast Frequentie aan om
de drempelfrequentie te selecteren.
50Hz—63Hz—80Hz—100Hz—125Hz
De subwoofer geeft alleen frequenties bene-
den de geselecteerde waarde weer.
De lage tonen versterken
U kunt het niveau van de lage tonen verster-
ken.
1
Druk op de toets Home om naar het be-
ginscherm te gaan.
2
Raak de toets Audiofunctie aan om het
audiomenu te openen.
3
Raak c of d aan en selecteer het ge-
wenste niveau.
Bereik: 0 t/m +6
Het high pass filter
Als u wilt dat de luidsprekers voorin of achter-
in geen lage tonen (uit het frequentiebereik
van de subwoofer) weergeven, kunt u het high
pass filter (HPF) aanzetten. Alleen frequenties
boven het geselecteerde bereik worden dan
weergegeven door de voor- of achterluidspre-
kers.
1
Druk op de toets Home om naar het be-
ginscherm te gaan.
2
Raak de toets Audiofunctie aan om het
audiomenu te openen.
3
Raak c of d naast de frequentie aan
om de drempelfrequentie te selecteren.
Off (uit)—50Hz—63Hz—80Hz—100Hz—
125Hz
Alleen frequenties boven het geselecteerde be-
reik worden weergegeven via de voor- of ach-
terluidsprekers.
Het bronniveau aanpassen
Met de functie SLA (Source Level Adjustment,
bronniveauregeling) kunt u het volumeniveau
van elke signaalbron afzonderlijk instellen.
Hierdoor kunt u plotselinge volumewisselin-
gen voorkomen wanneer naar een andere sig-
naalbron wordt overgeschakeld.
Hoofdstuk
16
57
Nl