LeT Op!
De steker kan maar op één
manier in de wandcontactdoos
worden gestoken in verband met
de controle van de aarding door
het toestel. Als de steker verkeerd
om is ingestoken zal de regelunit
(26) met de storingsmelding L op
het bedieningspaneel blokkeren.
In dat geval dient de steker
omgedraaid te
worden en zal het toestel
normaal opstarten.
LeT Op!
De wandcontact doos dient op
een dusdanige manier gemon-
teerd te zijn dat de steker ten
aller tijden goed bereikbaar is
2.8 AAnsluITen vAn De COnDensAFvOer
Figuur 19: Condensaansluiting
2.9 elekTrIsCh AAnsluITen vAn heT TOesTel
Figuur 20: Condensaansluiting met
open verbinding
Figuur 21: Luchtinlaatzijde
07.94.12.135.2
De aansluiting voor de condenswaterafvoer zit aan
de onderzijde van het toestel (fig. 19).
1. Sluit de sifon aan (24), via een kunststofpijp (Ø
32 mm) onder afschot met een open
verbinding, op het riool (fig. 20).
2. Vul de sifon bij het in bedrijf nemen met wat
water uit de kraan, zodat er geen rookgassen
het riool in kunnen stromen.
• Aansluiting op het elektriciteitsnet
De elektrische bedrading van de Daalderop
CombiPact is helemaal compleet en mag niet
gewijzigd of aangepast worden.
Is het 230 volt-net gebaseerd op een 110
volt-net waarbij 230 V wordt verkregen door
middel van twee fasen (110/127 V) zoals bijvoor-
beeld in de binnensteden van Amsterdam,
Utrecht en Delft, dan dient het toestel via een
scheidingstrafo (min. 400 VA) te worden aange-
sloten. Hiermee worden fasegevoeligheidspro-
blemen voorkomen.
• IpX4D installatie-instructie
De Daalderop CombiPact geïnstalleerd als
'Open toesteltype uitvoering B23' voldoet niet
aan de IPX4D beschermingsgraad en kan niet
zonder meer als dusdanig geïnstalleerd worden.
Om te voldoen aan de IPX4D-beschermings-
graad voor de B23-uitvoering dient de luchtin -
laatzijde te worden voorzien van twee
90°-bochten, waarbij de eerste luchtinlaatbocht
naar beneden is gericht (zie figuur 21).
• Aansluiting kamerthermostaat
Sluit de bedrading van de kamerthermostaat
aan op het aansluitpunt voor de kamer-
thermostaat (24 Vac) die achter de regelunit
op het frame is gemonteerd. Stel de warmtever-
sneller van de kamerthermostaat in op 0,12 A.
De maximaal toelaatbare weerstand van het
kamerthermostaatcircuit bedraagt 22 Ohm.
Bij een klokthermostaat mag de ruststroom
als er geen warmtevraag is niet hoger
zijn dan 20 mA. Geadviseerd wordt de kamer-
thermostaat in de winter niet lager in te stellen
dan 15 °C.
22
Installatievoorschrift