ADVIeS!
Gebruik voor de cv-hoofd-
leiding minimaal een buis van
Ø 28 mm, ter voorkoming van
een te grote weerstand en
stromingsgeluiden.
LeT Op!
Bij een installatie waarbij alle
radiatoren van thermosta-
tische radiatorventielen zijn
voorzien, dient u in de installatie
een kortsluitleiding
(minimaal Ø 22 mm of 3/4")
met een drukverschilregelaar te
monteren. Dit om de gevraagde
watercirculatie over het toestel te
garanderen. Geadviseerd wordt
deze op afstand te monteren.
Tevens is het mogelijk om een ra-
diator aan te sluiten op de extra
aanslui-ting (O) van de ketel (zie
fig. 12). Deze werkt onafhankelijk
van de kamerthemostaat. Neem
voor meer informatie contact op
met Daalderop BV.
LeT Op!
Het toestel is niet voorzien van
een vul/aftapkraan; wij adviseren
u de vul/aftapkraan te installeren
in combinatie met het over-
stortventiel op de cv-overstort-
aansluiting (O).
Figuur 11: Beschikbare pompopbrengst
e
2 KAMERTHERMOSTAAT
TBV EXTRA AANSLUITING
OPTIONEEL
EXTRA AANSLUITING
THERMOSTATISCHE
RADIATORKRAAN
THERMOSTATISCHE
RADIATORKRAAN
DRUKVERSCHIL
REGELAAR
07.94.12.128.2
Figuur 12: Cv-circuit met drukverschilregelaar
•
Aansluiten tweede cv-circuit
Uniek is de aansluiting voor een extra cv-circuit. Dit circuit wordt onafhankelijk van de
kamerthermostaat (van de woning) geregeld. Op dit cv-circuit kan een vloerverwarming
of een radiator aangesloten worden, met een maximaal vermogen van 2500 W. Geadviseerd
wordt een regelafsluiter direct aan de extra aansluiting te plaatsen t.b.v. het inregelen van
de installatie. Voor een optimale regeling van het extra cv-circuit kan de nadraaitijd van de
pomp worden ingesteld, zie sectie 'Instellen en Afregelen'. Indien een extra radiator ge-
plaatst wordt, moet deze geregeld worden d.m.v. een thermostatische radiatorkraan of via
een kamer- /klokthermostaat die een regelklep bestuurt.
stel is het absoluut noodzakelijk dat er onder
alle omstandigheden voldoende water door het
toestel kan stromen. Bij een ∆T van 20 °C geldt
een waterdoorstroming door het toestel van
0,8 m
/h (24kW). Zie voor beschikbare opvoer-
3
hoogte voor installatie figuur 11.
4.
Kies een expansievat dat past bij de totale
waterinhoud van de installatie en houd reke-
ning met de hoogte boven het aansluitpunt.
5.
Monteer het expansievat op het aansluitpunt
van het 2e cv-circuit. Als het 2e cv-circuit in
gebruik is, dient het expansievat op de
retour van het 2e circuit aangesloten te zijn, zo
dicht mogelijk bij het toestel.
6.
Het cv-overstortventiel (1/2") moet op 3 bar
(=300kPa) zijn afgesteld en dient aangesloten te
worden binnen 0,5 meter van het toestel.
Plaats het cv-overstortventiel op de aanvoer
van de installatie. Sluit de afvoerleiding
van het ventiel aan op het riool. Zorg ervoor
dat de afvoercapaciteit voldoende is.
18
Installatievoorschrift
1. Sluit de cv-aanvoer- en retourlei-
dingen aan. Bij een installatie
uitgevoerd met stalen precisie-
pijpen kan het toestel met be-
hulp van knelfittingen recht-
streeks worden aangesloten.
Bij een installatie uitgevoerd met
dikwandige pijpen, gelast of
gefit, moeten verloop stukken
worden gebruikt.
2. Overtuig u ervan dat de weer-
stand van de installatie
voldoende klein is. Voor het
goed functioneren van het toe-