Meting / Belichting / ISO-gevoeligheid – Handmatige Belichtingsmodus
Beschikbare sluitertijden (Sec.)
•
[MECH.]
[B] (Bulb, max. ongev. 30 minuten), 60 tot 1/8000
•
[EFC]
[B] (Bulb, max. ongev. 30 minuten), 60 tot 1/2000
•
[ELEC.]
[B] (Bulb, max. ongev. 60 seconden), 60 tot 1/32000
•
De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde en sluitertijd zullen niet op het
opnamescherm zichtbaar zijn.
Gebruik [Voorvertoning] om de effecten op het opnamescherm te controleren.
(Preview-modus:
U kunt het voorbeeld van het effect van de lensopening en het effect van de
sluitertijd instellen om constant te werken, in de [M]-modus, om de
scherptediepte en de beweging van het onderwerp te controleren tijdens de
opname:
([Constant preview]:
•
De helderheid van het opnamescherm en van de op dat moment opgenomen
beelden kan verschillend zijn.
Controleer de beelden op het afspeelscherm.
•
Als u een lens gebruikt die een ring voor de lensopening heeft, zet de positie van
deze ring dan op iets anders dan [A] om de diafragmawaarde van de lens te
gebruiken.
•
Sluitertijden korter dan 1/250 seconde zijn niet beschikbaar als een flitser tijdens
de opname gebruikt wordt.
•
U kunt de bediening van de draaiknop aanpassen aan uw voorkeur:
([Instellingen wieltje]:
•
Het opnamescherm kan een belichtingsmeter weergeven die het verband tussen
de diafragmawaarde en de sluitertijd aangeeft:
([Lichtmeter]:
294)
576)
(Sluitertijden voor flitsmodussen:
573)
582)
292
347)