Aandrijving / Sluiter / Beeldstabilisatie – Beeldstabilisatie
[Bedieningsstand]
Stel de stabilisatiebeweging (wazig) in om bij de opnamemethode
(normaal, panning) te passen.
[Normaal]
Corrigeert verticale, horizontale en draaiende camerabewegingen.
Deze functie is geschikt voor gewone opnames.
[Pannen (links/rechts)]
Corrigeert verticale camerabewegingen.
Dit is geschikt voor horizontale panning.
[Pannen (omhoog/omlaag)]
Corrigeert horizontale camerabewegingen.
Dit is geschikt voor verticale panning.
[OFF]
Zet de beeldstabilisatiefunctie op OFF.
•
De [Bedieningsstand] die ingesteld kan worden zal variëren afhankelijk van de
gebruikte lens.
•
[Bedieningsstand] staat vast op [
beeldstabilisatiefunctie van andere fabrikanten gebruikt worden.
•
Als lenzen met een O.I.S.-schakelaar gebruikt worden, kan de bedieningsstand van
de camera niet op [OFF] gezet worden. Zet de schakelaar op de lens op [OFF].
•
Als de volgende functies gebruikt worden, schakelt [Bedieningsstand] naar [
([Normaal]):
– [
]-modus
– [S&Q] functie
– Bewegende beelden opnemen
] ([Normaal]) als lenzen met een
271
]