PI17xx
9 Parametrering
Tijdens het parametreren blijft het apparaat in de bedrijfsmodus. Het voert zijn bewakingsfuncties met
de bestaande parameters verder uit tot de parametrering is afgelopen.
9.1 Parametrering algemeen
Elke parameterinstelling vereist 3 stappen:
1: Parameter selecteren
u [Enter] indrukken, om in het menu te komen.
u [▲] of [▼] indrukken tot de gewenste parameter wordt weergegeven.
2: Parameterwaarde instellen
u [Enter] indrukken, om de geselecteerde parameter te bewerken.
u [▲] of [▼] minimaal 1 s indrukken.
w Na 1 s: Instelwaarde wordt veranderd:
Stapsgewijs door één keer drukken of doorlopend door permanent indrukken.
Getalwaarden worden continu verhoogd met [▲] of verlaagd met [▼].
3: Parameterwaarde bevestigen
22
SP1
rP1
100
120
Elektronische druksensor