8. Meting/Belichting/ISO-gevoeligheid
Beschikbare sluitertijden (Sec.)
[MECH.]
[EFC]
[ELEC.]
De effecten van de ingestelde lensopeningwaarde en sluitertijd zullen niet op
0
het opnamescherm zichtbaar zijn.
Gebruik [Voorvertoning] om de effecten op het opnamescherm te controleren.
(l 188)
U kunt de preview-modus instellen om de [M]-modus constant te gebruiken.
[
]
[
De helderheid van het opnamescherm en van de op dat moment opgenomen
0
beelden kan verschillend zijn.
Controleer de beelden op het afspeelscherm.
Als u een lens gebruikt die een ring voor de lensopening heeft, zet de positie van deze
0
ring dan op iets anders dan [A] om de diafragmawaarde van de lens te gebruiken.
Sluitertijden korter dan 1/320 seconde zijn niet beschikbaar als u de flitser
0
activeert. (l 222)
U kunt de bediening van de draaiknop aanpassen aan uw voorkeur:
0
[
]
[
[Draairichting (F/SS)] (l 336)
Het opnamescherm kan een belichtingsmeter weergeven die het verband
0
tussen de diafragmawaarde en de sluitertijd aangeeft:
[
]
[
Handmatige belichtingsassistentie
Als de ISO-gevoeligheid op iets anders gezet is dan [AUTO], zal
Handmatige Belichtingshulp (voorbeeld:
weergegeven worden.
U kunt het verschil tussen de huidige belichtingswaarde en de huidige
belichting (n0) die door de camera gemeten is controleren.
Gebruik de Handmatige belichtingsassistentie als richtlijn.
0
Wij raden aan om tijdens de opname de beelden op het afspeelscherm te
controleren.
186
[B] (Bulb, max. ongev. 30 minuten), 60 tot 1/8000
[B] (Bulb, max. ongev. 30 minuten), 60 tot 1/2000
[B] (Bulb, max. ongev. 60 seconden), 60 tot 1/16000
]
[Constant preview] (l 339)
]
[Instellingen wieltje]
]
[Lichtmeter] (l 344)
[Wieltje toewijzen (F/SS)]/
) op het opnamescherm
1
+