5.9 Aanvullende instructies
Dit toestel is voorzien van een aan/uit schakelaar. Met deze schakelaar kan het toestel altijd worden uitgeschakeld
(zie Bijlage 3, afb. 43b).
Controleer of de 'aan/uit'-schakelaar op de 'aan'-stand staat om het toestel op te starten.
!Let op
5.10 Plaatsen toestel
•
Plaats het toestel op onbrandbaar en hittebestendig materiaal;
Let op!
•
Plaats het toestel in een boezem of bestaande stookplaats (zie ook paragraaf 5.4, 5.5 en 5.7). Maak gebruik van
onbrandbaar, hittebestendig materiaal.
•
Gebruik hittebestendig afwerkmateriaal zoals bijvoorbeeld pleistermateriaal rondom het toestel
(zie Bijlage 3, afb. 5 (A));
•
Indien het toestel lager dan 150 mm vanaf de vloer is ingebouwd: zorg voor onbrandbaar hittebestendig
materiaal voor het toestel (zie Bijlage 3, afb. 5 (B)).
•
Houd minimaal 15 mm afstand tussen het toestel, de achterwand en zijwanden.
Plaats het toestel als volgt:
Ø
Plak het afdichtband op de rand van het toestel (zie Bijlage 3, Afb. 2 (B)). Dit vermindert het doorwarmen van het
toestel op de boezem. Hoge temperatuur van de boezem veroorzaakt scheuren.
Ø
Bepaal de plaats van het toestel. Houd hierbij rekening met de afmetingen van het toestel en de vrije ruimtes om
het toestel (zie Bijlage 3, afb. 1 en 2);
Ø
Bepaal de inbouwhoogte van het toestel;
Ø
Stel het toestel, indien nodig, af en sluit het verbrandingsgasafvoersysteem aan (zie paragraaf 5.10.2 en 5.11);
Ø
Zorg voor een gasaansluiting ter plekke (zie paragraaf 5.2 en 5.10.1);
Ø
Maak een doorvoer voor het verbrandingsgasafvoersysteem met de onderstaande diameter (zie paragraaf 5.7);
•
110 mm voor een dakdoorvoer door onbrandbaar materiaal,
•
200 mm voor een dakdoorvoer door brandbaar materiaal.
Ø
Zet het toestel waterpas op de bestemde plek;
Ø
Zet het toestel vast, maak gebruik van de gaten in de flens aan de voorzijde;
Ø
Verwijder de ruit (zie paragraaf 5.12.1);
Ø
Sluit het toestel aan (zie paragraaf 5.10.1);
!Let op
Ontsteek het toestel niet voordat het volledig is geïnstalleerd.
Ø
Plaats de houtset (zie paragraaf 5.13);
Ø
Plaats de ruit (zie paragraaf 5.12.2).
5.10.1 Toestel aansluiten
Sluit de gasleiding aan op de gaskraan onder de branderplaat. Ga als volgt te werk:
Ø
Draai de parkers van de platen rond de brander los en neem de platen uit het toestel (zie Bijlage 3, afb. 11),
Ø
Draai de parkers van de branderplaat los en neem de branderplaat met toebehoren uit het toestel (zie Bijlage 3, afb.
12).
De branderplaat is nog met een flexibele gasslang verbonden aan het toestel.
!Let op
Ø
Snij een kruis in het midden van de doorvoertulle, ten behoeve van de doorvoer van de gastoevoerleiding.
Ø
Maak een gasvoorziening door de doorvoertulle. Later zal de gaskraan hierop worden aangesloten (zie Bijlage 3,
afb. 13).
Ø
Blaas zonodig de gasleiding schoon;
Ø
Sluit de gaskraan aan op de gasvoorziening.
Zorg dat de doorvoertulle juist gemonteerd is zodat deze goed afdicht.
!Let op
!Tip
Zorg dat de gaskraan aan het toestel zit zodat de kraan eenvoudig af te sluiten is tijdens onderhoud. De kraan is
dan bereikbaar door het serviceplaatje onder de plaat rond de brander weg te nemen.
Er moet ook een gaskraan buiten het toestel worden geplaatst (zie paragraaf 5.2.1).
!Let op
Ø
Ontlucht de gasleiding.
Ø
Controleer de gasdichtheid (zie paragraaf 7.1).
Ø
Controleer de voordruk (zie paragraaf 7.2).
Ø
Plaats de batterijen in de ontvanger.
Ø
Sluit de ontvanger aan en plaats deze in de daarvoor bestemde houder (zie paragraaf 6.1 en Bijlage 3, afb. 13).
Ø
Stel de communicatiecode in tussen ontvanger en afstandsbediening (zie paragraaf 6.2).
Ontsteek het toestel niet voordat het volledig is geïnstalleerd.
!Let op
Ø
Plaats de branderplaat met toebehoren terug in het toestel en zet deze vast met de parkers.
Ø
Plaats de platen rond de brander terug in het toestel en zet dit vast met de parkers.
12
I N S T A L LA T I E H A N D L E I D I N G