Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
Ga als volgt te werk om een wachtwoord in te stellen, te wijzigen of te wissen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie "Het programma Setup Utility starten" op pagina 49.
2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility selecteert u Security.
3. Selecteer, afhankelijk van het type wachtwoord, Set Power-On Password, Set Administrator
Password of Hard Disk Password.
4. Volg de instructies aan de rechterkant van het scherm om het gewenste wachtwoord in te stellen, te
wijzigen of te wissen.
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal 64 alfabetische en numerieke tekens gebruiken.
Meer informatie vindt u in "Overwegingen ten aanzien van wachtwoorden" op pagina 50.
Mogelijkheid om een apparaat in of uit te schakelen
In dit gedeelte vindt u informatie over het in- of uitschakelen van de volgende apparaten:
USB Setup
SATA Controller
U kunt een apparaat als volgt in- of uitschakelen:
1. Start het programma Setup Utility. Zie "Het programma Setup Utility starten" op pagina 49.
2. In het hoofdmenu van het programma Setup Utility kiest u Devices.
3. Voer, afhankelijk van het apparaat dat u in of uit wilt schakelen, een van de volgende handelingen uit:
• Selecteer USB Setup om een USB-apparaat in of uit te schakelen.
• Selecteer ATA Drive Setup om een intern of extern SATA-station in of uit te schakelen.
4. Kies de gewenste instellingen en druk op Enter.
5. Druk op F10 om de wijzigingen op te slaan en het programma Setup Utility af te sluiten. Zie "Setup
Utility afsluiten" op pagina 53.
Een opstartapparaat kiezen
Als de computer niet opstart vanaf een bepaald apparaat, zoals een schijf of vaste-schijfstation, gebruikt u
een de volgende procedures om het gewenste opstartapparaat te selecteren.
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen
Met deze procedure kunt u een tijdelijk opstartapparaat selecteren.
Opmerking: Niet alle schijven en vasteschijfstations zijn opstartbaar.
1. Zet de computer uit.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Als op het scherm "Please select
boot device" wordt afgebeeld, laat u de toets F12 los.
3. Selecteer het gewenste opstartapparaat en druk op Enter. De computer start nu op vanaf het apparaat
dat u hebt geselecteerd.
Opmerking: Door in het venster Please select boot device een opstartapparaat te selecteren wordt de
opstartvolgorde niet permanent gewijzigd.
Met deze optie kunt u een USB-poort in- en uitschakelen. Als een USB-poort
uitgeschakeld is, kan het apparaat dat op die USB-poort is aangesloten, niet worden
gebruikt.
Als deze optie is ingesteld op Disabled, worden alle apparaten die zijn aangesloten
op de SATA-aansluitingen (bijvoorbeeld de vaste schijf of het optische-schijfstation)
uitgeschakeld en zijn ze niet toegankelijk.
.
Hoofdstuk 7
Werken met het programma Setup Utility
51