Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Problemen Verhelpen - Kemppi FitWeld 300 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

2.7

problemen verhelpen

Probleem
Het apparaat stopt en het beschermgas
indicatielampje brandt
Slecht lasresultaat
Oververhittingslampje brandt
Draad beweegt niet of draadaanvoer
raakt in de war
Het controlelampje van de
hoofdschakelaar gaat niet aan
Als het probleem met het apparaat door deze maatregelen niet verholpen wordt, moet u contact
opnemen met de KEMPPI onderhoudsservice.
© Kemppi Oy / 1336
Oorzaak
De maximale stroomsnelheid van de gasfles is ingesteld op een lagere waarde dan
de stroomsnelheid die u wilt instellen met de FitWeld 300 regelschroef.
• Bij de gaskraan op de gasfles moet u de stroomsnelheid hoger instellen dan
de waarde die voor het lassen gewenst is. De uiteindelijke instelling van de
stroomsnelheid van het gras gebeurt met de instelschroef binnenin de FitWeld
draadaanvoer.
Verschillende factoren beïnvloeden de laskwaliteit.
• Controleer of de klem goed aan het werkstuk bevestigd is en of het contactpunt
schoon is. U moet zorgen dat de kabel en de aansluitingen in orde zijn.
• Controleer of het voltage en de draadsnelheidinstellingen op het
bedieningspaneel correct zijn voor de gegeven draaddiameter en het draadtype.
• Controleer of de stroomsnelheid van het beschermgas uit het gasmondstuk
correct is.
• Controleer of het beschermgas past bij de gebruikte lasdraad.
• Controleer of de draadaanvoersnelheid constant is en regel deze bij indien nodig.
• Controleer of het netspanningsvoltage niet onregelmatig, te hoog of te laag is.
Apparaat is oververhit geraakt.
• Zorg dat de koellucht ongehinderd kan stromen.
• De inschakelduur van de machine is overschreden. Wacht tot het lampje uitgaat.
• Te lage of te hoge netspanning.
Draadaanvoerrollen, draadliner of draadmondstuk kunnen defect zijn.
• Controleer of de draadaanvoerrollen niet te strak of te los staan afgesteld.
• Controleer of de groef van de draadaanvoerrol niet overmatig versleten is, of dat
de rol de verkeerde maat heeft voor de lasdraad.
• Controleer of de draadliner de juiste diameter heeft en niet geblokkeerd of
versleten is.
• Controleer of het draadmondstuk voor de toegepaste draad geschikt is en of
deze niet versleten of geblokkeerd is.
Het apparaat krijgt geen netspanning.
• Controleer de zekeringen van de netspanning.
• Controleer de netkabel en de stekker.
NL
13

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave