Banden/Wielen
Bandenspanning
WAARSCHUWING
De bandenspanning heeft een grote in-
vloed op de besturing en stabiliteit van
het voertuig. Door een te lage spanning
kan de band leeglopen en loskomen
van het wiel. Door een overdreven
spanning kan de band klappen. Houd u
altijd aan de aanbevolen bandenspan-
ning. Gebruik altijd een handpomp,
aangezien het banden van het lage-
druktype betreft.
Controleer de spanning wanneer de banden
"koud" zijn , voordat u het voertuig gebruikt.
De bandenspanning varieert onder invloed
van temperatuur en hoogte. Controleer de
bandenspanning opnieuw wanneer een van
deze factoren verandert.
Voor uw comfort zit er een drukmeter in het
gereedschapskistje.
BANDENSPANNING
VOORAAN
AANBEVOLEN
MINIMAAL
(3,5 PSI)
Hoewel de banden speciaal zijn ontworpen
voor offroad-toepassingen, kan een platte
band nog steeds voorkomen. Daarom wordt
aangeraden, een bandenpomp en een
reparatieset mee te nemen.
Toestand banden/wielen
Controleer de banden op beschadigingen en
slijtage. Vervang ze indien nodig.
Roteer de banden niet. De banden vooraan
en achteraan hebben een andere maat. De
banden zijn directioneel en moeten in de
juiste draairichting gemonteerd blijven om
goed te werken.
108
ACHTERAAN
28 kPa
31 kPa
(4 PSI)
(4,5 PSI)
24 kPa
28 kPa
(4 PSI)
Wielen verwijderen
Draai de moeren los en hef het voertuig op.
Plaats een stut onder het voertuig. Verwijder
de moeren en dan het wiel.
Breng bij de installatie wat smeermiddel
tegen het vastvreten op de schroefdraad aan.
Draai telkens twee tegenoverliggende
moeren licht aan en span ze daarna aan tot
70 N·m (52 lbf·ft).
1
V07H04Y
1. Conische zijde van de moer
LET OP: Gebruik altijd de aanbevolen
wielmoeren (stuknr. 250 100 039). Het
gebruik van andere moeren kan schade
aan de velgen veroorzaken.