6
Installeer het printerstuurprogramma zoals aangegeven door de
instructies in de installatiesoftware.
Hiermee is de installatie van de printerdriver voltooid.
Bij gebruik van een USB-aansluiting, wordt het apparaat automatisch
herkend en verbonden.
Indien een IP-verbinding wordt gebruikt, zijn de onderstaande
instellingen vereist.
7
Open Systeemvoorkeuren en kies Afdrukken en scannen.
8
Klik op het plus-symbool (+) om het geïnstalleerde
printerstuurprogramma toe te voegen.
9
Kies Standaard en klik op het item in het veld Naam.
Selecteer het stuurprogramma in Druk af via en klik op Voeg toe.
Opmerking Bij gebruik van een IP-verbinding, klik op het IP-
icoon voor een IP-verbinding en voer vervolgens het IP-adres
en de naam van de printer in. Het ingevoerde Adres
verschijnt automatisch in het veld Naam. Wijzig deze waarde
indien nodig.
2-13
Voorbereiding voor het gebruik