ACO Passavant
3. Plaatsingsvoorschriften van het bekken
1. Controleer of het geleverde materiaal compleet is en of
het tijdens het transport geen schade heeft ondervonden.
Beschadigde onderdelen mogen in geen geval geplaatst
worden. Oppervlakte oneffen heden (b.v. betonscherven,
haarscheur- tjes), die de dichtheid van de afzonderlijke en/
of met elkaar verbonden onderdelen niet benadelen, zijn
zonder belang en komen niet in aanmerking voor reclamatie
voor zover deze tijdens de vervaardiging of het transport
opgetreden is. Indien de goederen niet door ACO worden
gelost, kunnen wij op geen enkele wijze voor de schade,
veroorzaakt door ondeskundig lossen, aansprakelijk gesteld
worden.
Gebruik altijd wettelijk vereiste en voorgeschreven hijs-
materialen en houdt altijd rekening met geldende veilig-
heidsvoorschriften en beschermingsmiddelen. Het is niet
toegestaan de eventueel aanwezige aansluitstompen of in-/
uitlaten als hijsoog te gebruiken. Verwijder het folie om het
bekken zonder de DS-SDVseal afdichting te beschadigen.
Alvorens het bekken te plaatsen dienen de vlotter en het
grofvuil coalescentie filter (indien aanwezig) te worden
verwijderd om eventuele beschadiging/vervuiling tijdens de
installatie tegen te gaan. Plaats deze delen weer terug zodra
het bekken inclusief opbouw is geplaatst.
2. De tekeningen en/of documentatie geven de juiste
afmetingen van de componenten van afscheidingsinstallatie.
3 De installatie dient volkomen horizontaal te worden geplaatst
en zo dicht mogelijk bij de afvoerpunten. Het storten van
een betonnen fundatie vloer in het werk vergemakkelijkt het
installeren en is bij een instabiele grond zelfs noodzakelijk.
Zorg altijd voor een stel laag van enkele centimeters zand of
split.
4.
De olieafscheider moet zo worden geplaatst, dat de
4
onderkant deksel minimaal de aangegeven hoogte Hü boven
de bovenkant van de laagste afvoerput of goot ligt. Dit om
uittredende olie bij een afgesloten afscheider te voorkomen,
(zie Hoofdstuk: Voorkomen uittreden van olie, op pag. 9).
5. De aanvoerleiding (afschot bij voorkeur 1:50) moet op de inlaat
van de afscheider worden aangesloten, de stroomrichting wordt
d.m.v. een pijl aangegeven.
Het verval tussen de inlaat en de uitlaat van de afscheider is
standaard 20 mm. Houdt een afstand van min. 600 mm aan,
maar liever 800-1000 mm, tussen de afscheider en monster-
nameput en/of voorgeschakelde slibvangput, korte
verbindingen mogen evt. zonder afschot.
LET OP: Zowel de aanvoer leiding, als de
verbindingen dienen te worden uitgevoerd
in een minerale oliën- en vetten bestendig
materiaal. De standaard aansluitingen aan de
in- en uitlaatzijden zijn geschikt voor kunststof
buizen zoals HDPE. De maten kunnen
desgewenst bij ACO worden opgevraagd.
6. Om lekkage ter plaatse van de aansluitingen te voorkomen
is het van groot belang het leidingwerk op de juiste manier
op de afscheider aan te sluiten. Om die reden is aan de in-
en uitlaatzijde van de afscheider is een Forsheda afdichting
aangebracht. De juiste aansluiting van de leiding op de
Forsheda (zie tekening op de pagina 6).
Zorg dat de in te voeren leiding voldoende is afgeschuind
n
zodat deze zonder de Forsheda te beschadigen kan worden
ingevoerd.
De afdichtende werking van de Forsheda ligt bij lip 1
n
die rust op lip 2. De achterste lippen zorgen voor de
klemming en geleiding van de buis.
Meet voor het aanbrengen van de leiding de diepte
n
van de Forsheda op.
Teken de insteekdiepte op de leiding af.
n
Gebruik een glijmiddel om het inschuiven van
n
de leiding te vergemakkelijken.
Let bij het invoeren van de leiding op dat deze recht
n
wordt ingebracht.
n
Druk de leiding minimaal tot aan de markering in de
Forsheda zodat de buis netjes vastzit in de inlaat.
Druk de leiding niet te ver in de inlaat omdat hierdoor
n
het binnenwerk van de afscheider kan beschadigen.