6.7 Olie en/of vet uit de afscheidingsinstallatie dienen niet bij
afgewerkte olie te worden gevoegd aangezien hierdoor de
afgewerkte olie chemisch afval wordt.
6.8 Indien personen de afscheider in moeten, dan zal deze
eerst volledig moeten worden geledigd en moet het damp/
luchtmengsel worden afgezogen. De voorschriften ter
voorkoming van ongevallen en de voorschriften van de
wet gevaarlijke stoffen dienen daarbij in acht te worden
genomen.
6.9 Bij afscheiders met een vlottersysteem wordt, indien
de maximale laagdikte van de afgescheiden stoffen is
overschreden, de uitlaat automatisch afgesloten. Om de
installatie weer in bedrijf te stellen, moet de afgescheiden
lichte vloeistof worden verwijderd, daarna handelen zoals
beschreven in de plaatsingsvoorschriften.
6.10 Indien een coalescentie scherm aanwezig is, deze eruit halen,
demonteren en met een hogedrukreiniger op de spuitplaat
schoonspuiten alvorens weer terug te plaatsen. Indien het
filter beschadigd is of niet meer voldoet, moet deze door een
nieuwe worden vervangen.
6.11 Vlotter controleren. Vuil en afzettingen voorzichtig doch
grondig verwijderen; let op deuken en dichtheid en zo
nodig vlotter vervangen. De tarrering is aangegeven op
de vlotter.
6.12 Secure alarminstallatie. Onderhoud en testen functies
volgens de secure instructies uitvoeren.
6.13 Uit de monsternameschacht de verontreinigingen
verwijderen.
6.14 Verwijdering van in de afscheider aanwezige onderdelen
(duikschotten, vlotter e.d.) is niet toegestaan.
6.15
Tijdens reiniging en andere werkzaamheden
aan de afscheidingsinstallatie dient er streng
op te worden toegezien, dat in een omtrek met
een straal van minstens 15 meter niet gerookt
wordt en geen open vuur aanwezig is.
6.16 Het is ten strengste verboden om de afgescheiden lichte
vloeistoffen of slib via het riool af te voeren.
ACO Passavant
11