Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

KOOKTECHNIEKEN

RUSTTIJD
Producten met een hoge compactheid, zoals vlees,
aardappels in de schil en cake, hebben een rusttijd
na het koken nodig (in de oven of daarbuiten) om
de warmte tot in het midden door te laten dringen
en helemaal gaar te worden. Wikkel braadstukken
en aardappelen in aluminiumfolie voordat u ze laat
rusten. Braadstukken hebben een rusttijd nodig
van 10 - 15 minuten. Voor aardappels is dat
ongeveer 5 minuten. Andere producten zoals een
bord eten, groenten of vis hebben ongeveer 2- 5
minuten nodig. Laat producten na ontdooien ook
een tijdje rusten. Als producten na de rusttijd nog
niet gaar zijn, moet u ze weer in de oven zetten en
nog een tijdje koken.
VOCHT
De hoeveelheid vocht in etenswaren zoals
groenten en fruit kan per seizoen anders zijn. Dit
geldt vooral voor aardappels. De kooktijden
moeten daarom soms aangepast worden.
Droge ingrediënten zoals rijst en pasta kunnen
tijdens het bewaren indrogen, dus ook hier kunnen
de kooktijden afwijken.
COMPACTHEID
Poreuze, luchtige producten kunnen sneller
worden opgewarmd dan compacte, zware
producten.
PLASTICFOLIE
Als producten in plasticfolie worden verpakt, kan de
opgesloten stoom de kooktijd verkorten.
Prik het wel in of gebruik magnetronfolie om de
overtollige stoom te laten ontsnappen.
Wees voorzichtig met het verwijderen van de folie.
De opgesloten stoom kan erg heet zijn.
VORM
Gelijkmatige vormen worden gelijkmatiger gaar.
Producten in een ronde schaal of bak worden in de
magnetron sneller gaar dan in vierkante schalen.
UIT ELKAAR
Producten worden sneller gaar als ze wat uit elkaar
liggen. Stapel producten NOOIT op elkaar.
BEGINTEMPERATUUR
Hoe kouder het product, des te langer duurt het
voordat het warm is. Producten uit de koelkast
hebben meer tijd nodig om op te warmen dan
producten op kamertemperatuur.
VLOEISTOFFEN
Alle vloeistoffen moeten voor en tijdens het koken
worden doorgeroerd.
Roer vloeistoffen, met name water, door om te
voorkomen dat het explosief aan de kook komt.
Kook geen vloeistoffen die tevoren al zijn gekookt.
Oververhit ze niet.
DRAAIEN EN ROEREN
Sommige producten moeten tijdens het koken
omgeroerd worden.
Vlees en gevogelte moeten halverwege de kooktijd
gekeerd worden.
SCHIKKEN
Losse stukken, zoals drumsticks of karbonades,
moeten zo met de dikke delen naar buiten op een
schotel worden gelegd.
HOEVEELHEID
Kleinere hoeveelheden zijn sneller gaar dan grote.
Kleine porties zijn dus ook sneller opgewarmd dan
grote.
INPRIKKEN
De schil of het vel van sommige producten houdt
stoom vast.
Voor het koken moeten deze producten worden
ingeprikt, of er moet een stuk van het vel worden
verwijderd om de stoom te laten ontsnappen.
Prik eieren, aardappels, appels, worstjes enzovoort
in voordat u ze bereid.
KOOK GEEN EIEREN IN HUN SCHAAL.
AFDEKKEN
Dek producten af met magnetronfolie of een
deksel. Dek vis, groente, stoofschotels en soepen
af. Dek cake, sauzen, aardappels in de schil en
banket niet af.
15

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave