Aanwijzingen voor de installateur
11. UITEINDELIJKE
HANDELINGEN
VOOR
DE
GASTOESTELLEN
Na de regelingen moet het toestel weer gemonteerd worden door de
omgekeerde zin te volgen van de aanwijzingen die aangeduid worden in
paragraaf "10.2 Tabellen met eigenshappen van branders en sproeiers".
Na de regeling met een ander gas dan dat van de keuring moet het etiket
voor de regeling van het gas, dat werd aangebracht op de carter van het
toestel, vervangen worden met dat voor het nieuwe gas. Het etiket is
verkrijgbaar bij het dichtst bijzijnde Erkend Assistentiecentrum.
11.1 Regeling van het minimum voor stadsgas en voor
methaan
Schakel de brander aan, en plaats hem op de
minimumstand. Verwijder de knop van de gaskraan
en handel op de regelschroef die zich intern of
naast het staafje van de kraan bevindt (afhankelijk
van het model), tot een regelmatige minimum vlam
wordt verkregen. Monteer de knop weer en
controleer de stabiliteit van de vlam van de brander
(wanneer de knop snel van de maximum positie
naar de minimum positie wordt gedraaid, mag de
vlam niet doven). Herhaal deze handeling voor alle
gaskranen.
11.2 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef die
zich intern of naast het staafje van de kraan bevindt volledig in wijzerszin
gedraaid worden (afhankelijk van het model). De diameters van de by-
pass voor elke brander kan u vinden in de tabel "10.2 Tabellen met
eigenshappen van branders en sproeiers".
11.3 Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen mettertijd moeilijk draaien en geblokkeerd
raken. Reinig ze intern, en vervang het smeervet. Deze handeling moet
uitgevoerd worden door een gespecialiseerd technicus.
9 1 4 7 7 3 4 6 2 / G
62