Inhoudstafel 1. Basisregels voor de installatie 2. Het BlueLine controller netwerk 2.1 De data converter 2.2 Het netwerk 2.3 Instellen van het controller-adres 3. De BlueLine controller 4. De voeding 4.1 De 230V netaansluiting 4.2 Aansluiten van de noodvoeding 4.3 Status-LED „Supply OK“ 4.4 Overzicht van de status- en lezer-LED aanduiding 5.
1. Basisregels voor de installatie Alle BlueLine controllers zijn opgebouwd met de modernste microprocessor technieken, ontworpen om 24 u per dag te funktioneren. Omdat zij daarnaast in vele gevallen nog een bepaalde omgeving moeten kontroleren, kunnen er verschillende externe elementen, zoals elektrische deuropeners,...
2. Het BlueLine controller netwerk De verschillende controllers van het toegangskontrolesysteem worden met elkaar verbonden via een netwerkkabel op een verbeterde RS485 bus. In totaal kan het systeem 128 controllers ( = 256 kaartlezers ) beheren. Deze controllers worden opgesplitst in 4 controllernetwerken van telkens 32 controllers. De communicatie met de PC verloopt via een data converter, die tevens de security code bevat.
2.2 Het netwerk Het BlueLine systeem biedt de mogelijkheid verschillende netwerkstrukturen (multi- drop, ster, bus) in eenzelfde installatie te gebruiken. Er dient enkel op gelet te worden dat de juiste kabel gebruikt wordt. Als netwerkkabel kan een IY(St)Y 2x2x0,8 ( bv : DRAKA Dracoda mb2801 ) gebruikt worden, waarbij er moet op gelet worden dat de afscherming ( en eventueel drain wire ) enkel aan de „g“...
2.3 Instellen van het controller-adres De instelling van het controller-adres gebeurt d.m.v. DIP-switches op het controller bord ( zie punt D in figuur 3 ) volgens onderstaande tabel. Adres Opmerking : Er dient bij de instellingen van de adressen op gelet te worden dat iedere controller een eigen uniek adres krijgt.
3. De BlueLine controller Volgende figuur toont het elektronische bord van de controller met aanduiding van de punten A - I. In de verschillende hoofdstukken van de handleiding worden deze punten in detail beschreven. Figuur 3: BlueLine controller...
4. De voeding 4.1 De 230V netaansluiting Vermits de voeding op het controllerbord geïntegreerd is, kan de 230 VAC voeding onmiddellijk aan de aansluitpunten „230V ⊥ 230V“ ( zie punt A in figuur 3 ) aangesloten worden. 4.2 Aansluiten van de noodvoeding De BlueLine controller is uitgerust met een lader voor standaard 12 V batterijen ( hermetische loodbatterijen ).
5. Aansluiten van elektrische deuropeners De BlueLine-controller biedt 4 potentiaalvrije relais „OUT 1 OUT 2 OUT 3 OUT 4“ met wisselkontakten „no c nc“ ( zie punt E in figuur 3 ) voor het aansluiten van elektrische deuropeners en alarmmelders. „no“ is het “normaal open” kontakt, „nc“ het “normaal gesloten”...
Pagina 10
Volgende figuur toont de aansluitingen van de deuropener. Figuur 4: Aansluiting van een elektrische deuropener Eventueel kan het nodig blijken een diode over de deuropener te zetten. Deze diode filtert de spanningspieken weg die ontstaan bij het schakelen van de deuropener. Sommige modellen van deuropeners hebben deze diode reeds ingebouwd.
6. Aansluiten van de kaartlezers 6.1 BlueLine proximity kaartlezers De BlueLine proximity kaartlezers worden met een 6-aderige kabel van 2,5 m lang geleverd. Indien een verlenging van deze kabel naar de controller toe nodig blijkt, is er een 3-aderige kabel vereist. De overige 3 aders worden gebruikt om de inganspunten op de lezer aan te sluiten, en de adressering van de lezer te doen.
Pagina 12
Het instellen van het lezer-adres ( lezer 1 of 2 ) gebeurt door middel van de roze draad (zie bovenstaande figuur). Indien deze roze draad aan „READER -“ (GND) wordt aangeloten, krijgt deze lezer het adres 1. Wordt de roze draad niet aangesloten, krijgt de lezer het adres 2.
6.2 BlueLine magneetkaartlezers Figuur 7 : Aansluiten van de magneetkaartlezer(s) op de BL300 controller. De Blue Line magneetkaartlezers worden intern in de lezer aangesloten. Daartoe dient eerst de behuizing geopend te worden d.m.v. het schroefje aan de onderkant van de behuizing. Om de lezers aan te sluiten wordt een 3-aderige kabel gebruikt, afscherming is niet vereist tenzij in een elektrisch sterk vervuilde omgeving.
6.3 Kaartlezers met Wiegand- of Clock/Data-uitgang Om de aansluiting van vreemde ( niet-BlueLine ) lezers met Wiegand- of Clock/Data- uitgang aan de controller mogelijk te maken, kan er per lezer een lezerinterface worden vooraien. De kabel tussen controller en lezerinterface dient aan dezelfde eiden te voldoen als bij de BlueLine lezers ( zie 6.1 ) De aansluiting van deze lezerinterface wordt getoond in volgende figuur.
6.4 de LED-aanduiding „COMM OK“ Op de Blue Line-controller bevindt zich een kontrole-LED “Comm OK”. Indien de lezers zijn aangesloten en via de software geprogrammeerd in het geheugen van de controller, zal deze LED oplichten zodra er een goede kommunikatie is tussen de controller en hetzelfde aantal lezers als opgegeven in de software.
7. Aansluiten van de alarmingangen 7.1 Algemeen Iedere BlueLine controller bezit maximaal tien ingangen, waarvan er zes zich op de controller bevinden ( „IN1 IN2 IN3&4 IN5&6“ - zie punt F in figuur 3 ) en verder telkens twee op de kaartlezer. Een status-LED “Input Active” bevindt zich iedere ingang op de controller.
7.2 Ingangspunten op de BlueLine controller Op de controller bevinden zich de ingangspunten „IN1 IN2 IN3&4 IN5&6“. De eerste 2 ingangspunten IN1 en IN2 zijn spanningsgestuurd en worden geaktiveerd door een spanning van 5 tot 27 V AC of DC aan te sluiten op de konnektoren van deze ingangen.
7.3 Ingangspunten op de kaartlezer 7.3.1 Ingangen op de BlueLine-Lezer Voor het aktiveren van deze ingangen op de kaartlezer dient de ingang aan IN 1 Ingang 1 GND gelegd te worden. Opgelet : geen spanning aansluiten ! IN 2 Ingang 2 grijs bruin P roxim ity...
8. Aansluiten van de uitgangsrelais De BlueLine controller is uitgerust met vier potentiaalvrije relais „OUT1 OUT2 OUT3 OUT4“ (zie punt E in figuur 3) met wisselkontakten ( normaal open / gemeenschappelijk / normaal gesloten ). De maximale belasting bedraagt 24 V / 1 A. Een status-LED “Output active”...
9. DOS Tools 9.1 CONFIG.EXE Dit programma is een testprogramma voor service-doeleinden. Bediening gebeurt d.m.v. pull-down menu’s. De opbouw is gelijkaardig aan het Windows programma. 9.2 FINDPCBL.EXE Dit programma wordt gebruikt om te bepalen op welke parallelle PC-poort de data converter aangesloten is.