s DECK 3-toets
Deck 3 instellen als het deck dat wordt bediend.
t DECK 1-toets
Deck 1 instellen als het deck dat wordt bediend.
u GRID SLIDE-toets
Druk op:
Wanneer je de jog-draaiknop draait en tegelijkertijd op de [GRID SLIDE]-toets
drukt, kun je het gehele beatpatroon naar links of naar rechts schuiven.
[SHIFT] + indrukken:
De interval voor beatpatronen verdubbelen.
v GRID ADJUST-toets
Druk op:
Wanneer je de jog-draaiknop draait en tegelijkertijd de [GRID ADJUST]-toets
indrukt, kun je het beatpatroon-interval aanpassen.
[SHIFT] + indrukken:
De interval voor beatpatronen halveren.
w SLIP-toets
Druk op:
Zet de slip-stand aan en uit.
= Gebruiken van de slip-weergave (blz. 18 )
[SHIFT] + indrukken:
Hiermee schakelt u de vinylstand in/uit.
x SLIP REVERSE-toets
Druk op:
Achteruit afspelen alleen terwijl je de toets ingedrukt houdt.
Het omgekeerd afspelen van de slip wordt automatisch geannuleerd nadat 8
beats zijn verstreken zelfs als de toets [SLIP REVERSE] ingedrukt blijft. Het afspe-
len keert terug naar normaal na het terugkeren naar de achtergrond.
[SHIFT] + indrukken:
Schakelen tussen vooruit en achteruit afspelen.
y FX PANEL-toets
Druk op:
(Bij normaal gebruik)
Schakelen naar het [FX] display.
(Als het toestel stand-by staat)
De stand-by-modus wordt geannuleerd.
[SHIFT] + indrukken:
Het [SAMPLER] display weergeven of verbergen.
Mengpaneel-gedeelte
1
3
2 2
p
q
n
m
l
k
j
i
s
h
g
f
x
e
y
z
1 OFF, ON, TALK OVER-keuzeschakelaar
Zet de microfoon aan/uit.
10
Nl
4
o
o
3
2 2
4
q
q
q
r
r
r
r
t
t
t
t
u
u
u
u
s
s
s
v
v
v
v
w
w
w
w
x
x
x
y
y
y
A
2 USB verbindingsindicator
Toont de verbindingsstatus tussen de USB-A aansluiting en de USB-B
aansluiting.
Brandt: Als de computer is aangesloten en het stuurprogramma is geïnstalleerd
Knippert: Als de computer is aangesloten en het stuurprogramma niet is
geïnstalleerd
Brandt niet: als de computer niet op het toestel is aangesloten
3 USB (A)-toets
Als de knop brandt, wordt de USB-A aansluiting gebruikt voor communicatie
met de computer.
! De [USB (A)] toets en de [USB (B)] toets aan de linkerzijde van het toestel
worden gebruikt om de USB-communicatie voor deck 1 of deck 3 te regelen.
De [USB (A)] toets en de [USB (B)] toets aan de rechterzijde van het toestel
worden gebruikt om de USB-communicatie voor deck 2 of deck 4 te regelen.
! Als de [USB (A)] toets of de [USB (B)] toets aan de linkerzijde knippert,
betekent dat dat het geluid van deck 1 of deck 3 nu wordt afgespeeld. Het
knipperen stopt wanneer de kanaalfader van deck 1 of deck 3 naar de voorste
positie wordt verplaatst. Als de [USB (A)] toets of de [USB (B)] toets aan de
rechterzijde knippert, wordt het geluid van deck 2 of deck 4 afgespeeld. Het
knipperen stopt wanneer de kanaalfader van deck 2 of deck 4 naar de voorste
positie wordt verplaatst. (Als u naar de USB-aansluiting overschakelt, wordt
het geluid ook direct overgeschakeld. Als de knop knippert, controleer dan
voordat u naar de USB-aansluiting overschakelt of het deck niet door een
andere persoon wordt gebruikt.)
4 USB (B)-toets
Als de knop brandt, wordt de USB-B aansluiting gebruikt voor communicatie
met de computer.
! De [USB (A)] toets en de [USB (B)] toets aan de linkerzijde van het toestel
worden gebruikt om de USB-communicatie voor deck 1 of deck 3 te regelen.
De [USB (A)] toets en de [USB (B)] toets aan de rechterzijde van het toestel
worden gebruikt om de USB-communicatie voor deck 2 of deck 4 te regelen.
! Als de [USB (A)] toets of de [USB (B)] toets aan de linkerzijde knippert,
betekent dat dat het geluid van deck 1 of deck 3 nu wordt afgespeeld. Het
knipperen stopt wanneer de kanaalfader van deck 1 of deck 3 naar de voorste
positie wordt verplaatst. Als de [USB (A)] toets of de [USB (B)] toets aan de
rechterzijde knippert, wordt het geluid van deck 2 of deck 4 afgespeeld. Het
knipperen stopt wanneer de kanaalfader van deck 2 of deck 4 naar de voorste
positie wordt verplaatst. (Als u naar de USB-aansluiting overschakelt, wordt
het geluid ook direct overgeschakeld. Als de knop knippert, controleer dan
voordat u naar de USB-aansluiting overschakelt of het deck niet door een
andere persoon wordt gebruikt.)
5 MASTER LEVEL instelling
Regelt het geproduceerde mastervolume.
6 MASTER CUE-toets
Schakelt het volgen van het geluid van het master-uitgangssignaal in en uit.
7 Hoofdniveau-aanduiding
Toont het audioniveau van het master-uitgangssignaal.
8 BOOTH MONITOR-instelling
Regelt het niveau van de geluidssignalen die worden weergegeven via de
[BOOTH OUT]-aansluiting.
5
9 MASTER OUT COLOR-instelling
p
Wijzigt de SOUND COLOR FX-parameter die op het masteruitgangsgeluid wordt
6
toegepast.
a OSC SAMPLER SELECT-toets
Genereert het oscillator-geluid (NOISE, SINE, SIREN of HORN).
7
= De oscillator-functie gebruiken (blz. 22 )
b OSC SAMPLER VOLUME-instelling
Het niveau van het geluid van de oscillator aanpassen.
8
c OSC SAMPLER PARAMETER-instelling
9
De kwantitatieve parameters van het geluid van de oscillator aanpassen.
d SOURCE keuzeschakelaar
a
Hiermee selecteert je het oscillator-geluid.
e HEADPHONES LEVEL instelling
b
Regelt het uitgangsniveau van de geluidsweergave via de hoofdtelefoon.
c
f HEADPHONES MIXING instelling
Regelt de balans van het meeluistervolume tussen het geluid van de kanalen
d
waarvoor de [CUE]-hoofdtelefoontoets wordt ingedrukt en het geluid van het
masterkanaal.
g SOUND COLOR FX toetsen
Deze zetten de SOUND COLOR FX effecten aan/uit.
h MIC COLOR-instelling
Hiermee wijzig je de parameter van SOUND COLOR FX die op het geluid van de
microfoon of de sampler wordt toegepast.