8~12 HP
X1M
A
c
b
a
A
a
Voeding (mogelijkheid 1)
b
Voeding (mogelijkheid 2)
c
Voeding (mogelijkheid 3)
d
Kabelbinder
(a)
Uitbreekopening vrijmaken. Sluit de opening af om te
voorkomen dat kleine dieren of vuil binnendringen.
6.8.9
Voeding aansluiten
OPMERKING
Sluit de voeding nooit aan op de klemmenstrook van de
transmissiebedrading. Anders kan het hele systeem
onklaar raken.
INFORMATIE
Installatie en routering bij gebruik van de keuzeschakelaar
koelen/verwarmen: zie de montagehandleiding van de
keuzeschakelaar koelen/verwarmen.
VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding
vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij
het
losmaken
van
stroomvoerende
draden
losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de
trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook
moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak
zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de
voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
Aanhaalmoment van de klemschroeven:
Schroefmaat
M8 (klemmenblok voeding)
M8 (aarding)
OPMERKING
Om de aardingsdraad aan te sluiten moet hij door de
uitsparing van de sluitring lopen. Een onvolledige aarding
kan elektrische schokken veroorzaken.
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20U7Y1B
VRV IV+ warmtepomp
4P546228-1 – 2018.09
14~20 HP
X1M
d
d
A
d
c
b
a
(a)
(a)
(a)
. Gebruik een mantelbuis.
de
voedingskabel
moeten
vóór
de
aarding
worden
Aanhaalmoment (N•m)
5,5~7,3
De voedingskabel MOET met een lokaal voorziene klem op de
plastic beugel worden bevestigd om te voorkomen dat er externe
krachten op de aansluitklem worden uitgeoefend. De groen en geel
gestreepte draad MAG ALLEEN worden gebruikt voor de aarding.
8~12 HP
d
a
c
b
d
d
14~20 HP
a
c
b
d
a
Voeding (380~415 V, 3N~ 50 Hz)
b
Zekering
c
Aardlekbeveiliging
d
Aardingskabel
e
Voedingsklemmenstrook
f
Sluit elke stroomdraad aan: RED op L1, WHT op L2, BLK
op L3 en BLU op N
g
Aardingsdraad (GRN/YLW)
h
Kabelbinder
i
Schotelring
j
Draai de aardingskabel rond de klem wanneer u hem
aansluit.
Meerdere buitenunits
Om de voeding voor meerdere buitenunits aan elkaar te verbinden,
moeten ringankertongen worden gebruikt. Blote kabels mogen niet
worden gebruikt.
In dat geval moet de standaard geïnstalleerde vulring worden
verwijderd.
Bevestig beide kabels aan de voedingsaansluitklem zoals hieronder
afgebeeld:
L1 L2 L2 N
de
7
Configuratie
7.1
Overzicht: Configuratie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten om het systeem na de installatie te configureren.
Het bevat informatie over:
▪ Lokale instellingen uitvoeren
▪ Energie besparen en optimale werking
▪ Met behulp van de lekdetectiefunctie
INFORMATIE
Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit
hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem
gepast wordt geconfigureerd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7 Configuratie
e
f
g
i
j
h
e
f
g
i
j
h
39