AC
cos φ = 1
I max. = 2 A
U max. = 250 V
Tab. 2: Contactgegevens relais
4.7
Montage afronden
4.7.1
Filtermedia inbouwen
De complete condensor van het koelaggregaat is voor-
zien van een vuilafstotende resp. gemakkelijk te reinigen
RiNano-coating. In veel situaties is daarom de toepas-
sing van filtermedia overbodig, vooral in omgevingen
met droog stof.
Bij droge, grove stofdeeltjes en pluisjes in de omge-
vingslucht dient een extra filtermat van PU-schuim (als
toebehoren leverbaar) in het koelaggregaat te worden
ingebouwd. In omgevingen met oliehoudende lucht ra-
den wij metalen filters aan (eveneens toebehoren). Bij
toepassing in textielbedrijven met sterke pluisvorming
dienen pluiszeven te worden toegepast (als optie lever-
baar).
Trek het ventilatierooster voor de luchtintrede van de
behuizing.
Bevestig de filtermat met behulp van de meegeleverde
blindklinknagels vóór de condensor.
Druk het ventilatierooster vervolgens weer op de be-
huizing.
4.7.2
Montage koelaggregaat voltooien
Sluit de connector op de achterzijde van het display
aan.
Plaats het ventilatierooster aan de voorzijde op het ag-
gregaat en druk het vast, tot u een klik hoort.
Afb. 16:
Display aansluiten en ventilatierooster plaatsen
Rittal Koelaggregaat
DC
ohmse belasting
I min. = 100 mA
U max. = 30 V
I max. = 2 A
5 Inbedrijfstelling
4.7.3
Filtermatbewaking instellen
Functie van de filtermatbewaking:
De mate van verontreiniging van de filtermat wordt auto-
matisch bepaald door een temperatuurverschilmeting in
het externe circuit van het koelaggregaat (zie para-
graaf 6.1.6 "Overzicht programmering"). Bij toenemen-
de verontreiniging van de filtermat stijgt het temperatuur-
verschil. De gewenste waarde van het temperatuurver-
schil in het externe circuit wordt automatisch aan de
betreffende arbeidspunten in de karakteristieken aange-
past. Hierdoor hoeft de gewenste waarde bij verschillen-
de arbeidspunten van het aggregaat niet te worden na-
geregeld.
5
Inbedrijfstelling
Opmerking:
De olie moet in de compressor worden verza-
meld om een goede smering en koeling te
waarborgen.
U mag het koelaggregaat op zijn vroegst
30 min. na de montage inschakelen.
Schakel de stroomtoevoer naar het koelaggregaat in
nadat alle montage- en installatiewerkzaamheden zijn
afgerond.
Het koelaggregaat treedt in werking:
– Eerst verschijnt gedurende ca. 2 sec. de softwarever-
sie van de controller, daarna verschijnt "ECO" voor de
geactiveerde Eco-mode. Vervolgens verschijnt de in-
terne behuizingstemperatuur op het 7-segments dis-
play.
Nu kunt u uw individuele instellingen op het aggregaat
aangeven, bijv . insteltemperatuur of toewijzing van de
netwerkcode etc. (zie paragraaf 6 "Bediening").
6
Bediening
M.b.v. de regeling (controller) aan de voorzijde van het
aggregaat (afb. 1, nr. 5) kunt u het koelaggregaat bedie-
nen.
6.1
Regeling met e-Comfortcontroller
Voor de aggregaattypen xxxx.500/.510/.540 en
xxxx.600/.610/.640.
NL
13