Diafragmavoorkeuze
Maakt personen en voorwerpen voor en achter het onderwerp scherp of onscherp.
1 MENU t [Opn.modus] t
[Diafragmavoorkeuze] t waarde van uw
keuze.
• Kleinere F-waarde: Het onderwerp is scherp, maar personen
en voorwerpen voor en achter het onderwerp zijn onscherp.
• Grotere F-waarde: Het onderwerp en de voor- en
achtergrond zijn allemaal scherp.
2 Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
De sluitertijd wordt automatisch aangepast om tot een
juiste belichting te komen.
U kunt de diafragmawaarde ook aanpassen tijdens het
opnemen van films.
Opmerkingen
• U kunt niet [Flitser uit] en [Automatisch flitsen] selecteren in [Flitsfunctie]. Selecteer deze door de flitser
met uw vingers omhoog of omlaag te duwen.
• Als de juiste belichting niet haalbaar is na het instellen, knippert de sluitertijd wanneer u de sluiterknop
half indrukt. U kunt zo wel een opname maken, maar u kunt beter een andere instelling kiezen.
• De helderheid van het beeld op de LCD-monitor kan verschillen van die van het beeld dat in
werkelijkheid wordt vastgelegd.
• Wanneer u een lens gebruikt met een Montagestuk A, kunt u het diafragma aanpassen wanneer u met de
hand scherpstelt tijdens het opnemen van films.
Diafragma
z
Kleinere F-waarde (het diafragma wordt groter) verkleint het
gebied dat scherp is. Zo kunt u scherpstellen op het onderwerp
en voorwerpen en personen voor en achter het onderwerp
onscherp maken. (Er ontstaat minder scherptediepte.)
Grotere F-waarde (het diafragma wordt kleiner) vergroot het
gebied dat scherp is. Hierdoor kunt u de diepte van de
omgeving weergeven. (Er ontstaat meer scherptediepte.)
Diafragma (F-waarde)
NL
66