Faxen
4
Selecteer in het menu Doorsturen naar de optie Fax, E-mail, FTP, LDSS of eSF.
5
Geef in het veld Doorsturen naar snelkoppeling het snelkoppelingsnummer op waarnaar u de fax wilt doorsturen.
Opmerking: Het snelkoppelingsnummer moet een geldige waarde zijn voor de instelling die is geselecteerd in
het menu Doorsturen naar.
6
Klik op Verzenden.
Informatie over de faxopties
Origineel formaat
Met deze optie opent u een scherm waarin u het formaat kunt invoeren van de documenten die u wilt faxen.
1
Druk in het Faxgedeelte van het bedieningspaneel op Options (Opties).
Origineel format verschijnt.
2
Druk op
.
3
Druk op de pijltoetsen tot het formaat van het originele document verschijnt en druk dan op
Resolutie
Met deze optie kunt u de kwaliteit van de uitgevoerde fax aanpassen. Door een hogere afbeeldingsresolutie wordt het
bestand groter en duurt het langer om uw originele document te scannen. Door de afbeeldingsresolutie te verlagen,
wordt het bestand kleiner.
Selecteer een van de volgende opties:
•
Standaard: hiermee faxt u de meeste documenten.
•
Fijn 200 dpi: hiermee faxt u documenten met kleine letters.
•
Superfijn 300 dpi: hiermee faxt u documenten met kleine details.
•
Ultrafijn 600 dpi: hiermee faxt u documenten met afbeeldingen en foto's.
Intensiteit
Met deze optie kunt u aangeven hoeveel lichter of donkerder de faxen moeten worden ten opzichte van het originele
document.
Soort origineel
Met deze optie kunt u het type van het originele document instellen.
Maak een keuze uit de volgende inhoudstypen:
•
Afbeeldingen: het originele document bestaat vooral uit zakelijke illustraties zoals cirkeldiagrammen,
staafdiagrammen en animaties.
•
Foto: het originele document bestaat vooral uit foto's of afbeeldingen.
88
.