FLAREVORM en AANHAALKOPPEL VOOR FLAREMOER
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van leidingen
Zie afmetingen voor bewerking van flaregedeelte in volgende
tabel.
Bij het aansluiten van de wartelmoeren moet u koelmiddelolie aan
binnen- en buitenkant van de flares aanbrengen en de moeren
eerst drie of vier keer met de hand draaien. (Gebruik esterolie of
etherolie.)
Draai een wartelmoer altijd los met behulp van twee sleutels in
combinatie met elkaar.
Gebruik bij het aansluiten van de leidingen altijd een combinatie
van moersleutel en momentsleutel om de flaremoer vast te
draaien.
1
Leidingverbinding
2
Moersleutel
2
4
3
Wartelmoer
1
3
4
Momentsleutel
Zie de aanhaalkoppels in de volgende tabel.
(De flares kunnen barsten wanneer ze met een te groot
aanhaalkoppel worden vastgezet.)
Leiding-
Aanhaalkoppel
diameter
(N•m)
Ø9,5
32,7~39,9
Ø12,7
49,5~60,3
Ø15,9
61,8~75,4
Controleer met behulp van stikstof op gaslekkage nadat alle
leidingen zijn aangesloten.
LET OP
U moet een momentsleutel gebruiken, maar indien u
de unit toch niet met een momentsleutel kunt
monteren, kunt u de hieronder aangegeven werkwijze
toepassen.
Controleer na de montage of er geen koelgas-
lekken voorkomen.
Wanneer u de flaremoer met een moersleutel blijft
aanspannen, is er een punt waarop het aanhaalkoppel
plots stijgt. Ga vanaf dat punt voort met aanspannen
van de flaremoer binnen de volgende hoek:
Leiding-
diameter
Ø9,5 (3/8")
Ø12,7 (1/2")
Ø15,9 (5/8")
Montagehandleiding
7
A (mm)
Flarevorm
90 ±2
12,8~13,2
A
16,2~16,6
R=0.4~0.8
19,3~19,7
Aanbevolen
Verder
armlengte van
aanspanhoek
gereedschap
60~90°
200 mm
30~60°
250 mm
30~60°
300 mm
Waarschuwingen voor het gebruik van een sifon
Aangezien de olie in de stijgleiding terug naar de compressor zou
kunnen vloeien wanneer deze is gestopt en zo vloeistofcompressie
kan veroorzaken, of de olieterugvoer kan verslechteren, moet u op
een geschikte plaats in de stijggasleiding een sifon voorzien.
Installatieruimte sifon.
(Zie afbeelding 14)
A
Buitenunit
B
Binnenunit
C
Gasleiding
D
Vloeistofleiding
E
Olieafscheider
H
Installeer de sifon bij ieder hoogteverschil van 10 m.
Een sifon is niet nodig wanneer de buitenunit hoger staat dan de
binnenunit.
7.8. Lekkagetest en ontluchten
Ontlucht
de
lucht
niet
vacuümpomp om de installatie te ontluchten. Er wordt geen
extra koelmiddel geleverd voor ontluchting.
De leidingen in de units zijn door de fabrikant gecontroleerd op
lekken. De monteur moet de ter plaatse aangebrachte
koelmiddelleidingen controleren op lekkage.
Controleer of de ventielen stevig gesloten zijn alvorens een
lekproef uit te voeren of te vacuümeren.
Zorg dat klep A volledig open staat.
Installatie voor vacuümeren en lekproef:
afbeelding 15)
1
Reduceerventiel
2
Stikstof
3
Koelmiddeltank
4
Afsluiter
5
Weegapparaat
6
Vacuümpomp
7
Klep A
8
Afsluiter gasleiding
9
Afsluiter vloeistofleiding
10
Servicepoort van afsluiter
11
Vulslang
12
Binnenunit
13
Buitenunit
14
... naar binnenunit
Procedure voor lekproef
Lekproef moet in overeenstemming zijn met EN378-2.
1
Zuig de leidingen leeg en controleer het vacuüm
1 minuut geen drukstijging.)
2
Breek het vacuüm met minimaal 2 bar stikstof. (Laat de druk
nooit hoger dan 4,0 MPa stijgen.)
3
Voer op de koppeldelen van de leidingen de lektest uit met
behulp van zeepsop, etc.
4
Laat de stikstof ontsnappen.
5
Leegzuigen en vacuüm nogmaals controleren
6
Wanneer de vacuümmeter niet meer stijgt, mag u de afsluiters
openen.
(1) Gebruik een 2-traps vacuümpomp met terugslagklep die tot –100,7 kPa (5 Torr,
–755 mm Hg) kan vacumeren.
Pomp het systeem met een vacuümpomp via de vloeistof- en gasleidingen langer
dan 2 uur vacuüm en breng het systeem op een onderdruk van –100,7 kPa. Als
het systeem al meer dan een uur in die toestand is dient u te controleren of de
vacuümmanometer stijgt of daalt. Als de druk is gestegen, kan het systeem vocht
of lekkages bevatten.
met
koelmiddel.
Gebruik
(Zie
(1)
. (Gedurende
(1)
.
RZQ200+250B8W1B
Split-systeem airconditioners
4PW25544-1A
een