Als waarden wilt wijzigen, moet het lampje SET branden. U kunt dan de gewenste parameters
selecteren. Druk op de knop SAVE om de procedure te voltooien. U kunt ook de parameters van het
huidige lasbewerking opslaan door SET in te drukken als de status van de geheugenfunctie OFF is
(alle lampjes uit). U wist het kanaal door in de modus SET de knop MEMORY en CH tegelijkertijd in
te drukken.
Opgeslagen instellingen gebruiken
1. Druk op de knop MEMORY.
2. Selecteer het geheugenkanaal met de knop CH.
3. Begin met lassen.
Met de Ch afstandsfunctie kunt u geheugenkanalen selecteren met de selectie-eenheid op het
pistool. U activeert de functie door knop 17 en CH tegelijkertijd in te drukken. Als de CHANNELS op
de afstandsbediening zijn op te roepen, dan zal de LED van de bedienings selectie (paneel, pistool,
afstand) knipperen.
Synergic 1-MIG of FR-MIG-lassen (9, 11)
Bij Synergic 1-MIG-lassen worden de optimale lasparameters voor de gebruikte lasdraden en het
gebruikte gas opgeslagen in de unit. Het lassen wordt geregeld door de lasstroom en booglengte
in te stellen.
Het synergisch FR-MIG proces is ontwikkeld voor het lassen van grondlagen. De parameters en het
lasgedrag van de kortsluitboog zijn geoptimaliseerd voor het lassen van gronglagen.
Lasboog/-programma selecteren:
Voordat u begint met lassen, kiest u een lasboog/-programma voor de lasdraad en het gas. Deze
informatie wordt aangegeven op de binnenzijde van de MSF-deur.
De selectie van de boog wordt geactiveerd door knop 9 gedurende >1 seconde in te drukken. In
dit geval beginnen display 2 en 8 te knipperen en wordt de materiaalgroep geselecteerd met de
potentiometer links en de booglas/het programma voor de groep met de potentiometer rechts; zie
de onderstaande tabel.
Het geselecteerde programma wordt direct opgeslagen in het geheugen. U verlaat naar de
normale status door de knop ON/OFF (1) het Synergic PROGRAM (9).
Een geselecteerde booglas/-programma gebruiken:
Selecteer het lasproces met de 1-MIG selectieknop (11). Zorg dat lasboog/programma geschikt
is voor het de gebruikte lasdraad en het beschermgas. U controleert dit door de knop Synergic
PROGRAM (9) in te drukken. Hierna worden de materiaalgroep en het programmanummer
weergegeven. In de hierboven genoemde tabel ziet u de draadsoort en het gas dat overeenkomt
met het programmanummer.
Stel de gewenste lasstroom in met potentiometer 14 en de booglengte met potentiometer 16.
NL
18