3.2
BEDIENING VAN SF 52 EN SF 53
1.
2.
9.
10.
11.
Hoofdschakelaar, AAN/UIT (1)
De draadaanvoer-unit blijft in de OFF-stand als de voedingsbron wordt ingeschakeld (ON).
Opstarten wordt zo verhinderd. OFF wordt weergegeven op de display. Als de knop ON/OFF langer
dan 1 seconde wordt ingedrukt, wordt de unit opgestart. De unit start ook als drie keer kort achter
elkaar de pistoolschakelaar wordt ingedrukt.
Basisinstellingen en displays (14, 16, 2, 8)
Voor MIG-lassen wordt de snelheid van de draadaanvoer ingesteld met potentiometer 14,
de ingestelde waarde wordt weergegeven op display 2. De lasspanning wordt ingesteld met
potentiometer 16, de ingestelde waarde wordt weergegeven op display 8. Tijdens het lassen geeft
display 2 de werkelijke lasstroom weer en display 8 de lasspanning.
Voor lassen met beklede elektrode (MMA) wordt de lasstroom ingesteld met de potentiometer, de
waarde wordt weergegeven op display 2. Display 8 laat de open spanning zien. Tijdens het lassen
wordt op display 2 de werkelijke lasstroom weergegeven en op display 8 de lasspanning.
Als de instelling van de MIG-dynamiek/Arc Force voor lassen met beklede elektrode wordt
geactiveerd met knop 3, stelt u de waarde in met potentiometer 16 (zie de informatie over het
instellen van MIG-dynamiek/Arc Force).
Met Synergic 1-MIG lassen wordt de stroom ingesteld met potentiometer 14 en de lengte van de
boog met potentiometer 16 (zie '1-MIG lassen').
Nadat de instelling van de SETUP-parameters is bevestigd door de knop 10 keer lang in te
drukken, kan de instelbare parameter worden geselecteerd met potentiometer 14. De naam wordt
weergegeven op display 2. De waarde van de parameter wordt ingesteld met potentiometer 16, de
waarde wordt weergegeven op display 8 (zie de informatie over SETUP-functies).
Keuze van het MIG-proces (10)
MIG 2-takt: MIG-lassen met 2-takt functie
1. schakelaar indrukken: lassen begint
2. schakelaar loslaten: lassen eindigt
MIG 4-takt: MIG-lassen met 4-takt functie
1. schakelaar indrukken: beschermgas stroomt
2. schakelaar loslaten: lassen begint
3. schakelaar indrukken: lassen eindigt
4. schakelaar loslaten: beschermgas stopt
Instelling voor laskarakteristiek (3)
De instelling van de MIG-laskarakteristiek is van invloed op de stabiliteit van de boog en op het
aantal lasspatten. De nulstand is de aan te bevelen basisinstelling. De waarden –> min (-1...-9) voor
een zachtere boog, om het aantal lasspatten te verminderen. De waarden –> max (1...9) voor een
hardere boog, om de stabiliteit te vergroten en bij gebruik van 100 % CO₂ -beschermgas bij lassen
van staal.
3.
4.
5.
6.
7.
12.
13.
14.
15 16.
8.
17.
NL
15